13 MAART 1957 61 De heer RASTIAANSEN meent te hebben beluisterd, dat Burgemeester en Wethouders prioriteiten in het investeringsplan hebben gelegd. De VOORZITTER zou liever het woord posterioriteiten bezigen. De gemeente Breda heeft nog een grote achterstand in te halen. Spreker weet dat dit argument door elke gemeente wordt gebruikt, doch hij is ervan overtuigd bij de provinciale autoriteiten voor Breda daarvoor een willig oor te vinden. De heer BASTIAANSEN vraagt of het mogelijk is thans reeds te zeg gen welke plannen naar een later tijdstip zijn verschoven. De VOORZITTER zegt dat door Burgemeester en Wethouders met de directeuren het investeringsplan kritisch is bekeken. In de sfeer van elk bedrijf is een bepaalde urgentie ingekapseld. De heer BASTIAANSEN vraagt of ook de investeringen bij de alge mene dienst b.v. voor onderwijs, cultuur enz. zijn bekeken. De VOORZITTER beantwoordt deze vraag bevestigend, doch hij ver zoekt de Raad thans niet teveel vragen te stellen. Er moet momenteel een taktisch spel met de hogere organen gespeeld worden. Er moet tas- tenderwijze worden voortgegaan, waarbij de begroting maatgevend blijft. Hierna wordt overeenkomstig de voorstellen besloten. 9. Medewerking ex artikel 50 kleuteronderwijswet. De heer VERMEULEN heeft redactionele bezwaren tegen de laatste alinea van het preadvies. In deze alinea dient volgens spreker te worden ingevoegd „rekening houdende met de opmerking van de inspectie voor het kleuteronderwijs". De heer MINDERHOUD heeft dezelfde opmerking als de heer Ver meulen. Het schoolbestuur heeft medewerking gevraagd voor een bedrag van 994,De inspectie keurt de begroting goed tot een bedrag van 784,70. Het ontwerp-besluit lag niet bij de stukken ter inzage. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat het inderdaad de be doeling is, het door de inspectie goedgekeurde bedrag te voteren. De laatste alinea van het preadvies heeft volgens sprekers mening een „Schönheitsfehler". Hierna wordt overeenkomstig het preadvies besloten. 10. Medewerking artikel 72 der l.o.-wet 1920. De heer VAN DEN EEDEN merkt op, dat in de laatste alinea van het preadvies vermeld staat, dat de verzoeken voldoen aan de in artikel 73 van de lager onderwijswet 1920 terzake gestelde eisen. Spreker vraagt of dit geen vergissing is en bedoeld is artikel 72. Wethouder STUBENROUCH antwoordt, dat deze opmerking wellicht juist is. Voor de Raad is deze eventuele vergissing echter niet van belang. Hierna wordt overeenkomstig het preadvies besloten. 11. Voorschot ex artikel 34 besluit buitengewoon lager onderwijs 1949.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 61