13 MAART 1957
65
van Burgemeester en Wethouders op zijn vraag om de preadviezen op
de verzoeken van bewoners van de Dr. Schaepmanlaan inzake de bus
verbinding en dat van de bewoners van de Ginnekenmarkt te bespoedi
gen. Het verzoek van de bewoners van de Dr. Schaepmanlaan wordt af
gedaan met de mededeling, dat de uitvoering van de Wet Autovervoer
Personen berust bij het College van Burgemeester en Wethouders en
niet bij de Raad.
Artikel 36 van de Wet Autovervoer Personen zegt dat door de ge
meenteraad met betrekking tot het in deze paragraaf bedoelde vervoer
regelen kunnen worden gesteld omtrent punten, waarin niet bij de wet
of algemene maatregel van bestuur is voorzien.
Bij de behandeling van het wetsontwerp in de Tweede Kamer van de
Staten Generaal zei de minister, dat de inhoud van de vergunningen
voor autodiensten en groepsvervoer binnen een gemeente echter geheel
aan de gemeentelijke autoriteiten is overgelaten. Evenmin als voor de
diensten in meer dan één gemeente bestaat in dit geval aanleiding om
uitdrukkelijk te bepalen, dat voorwaarden aan de vergunning kunnen
worden verbonden. In ieder geval blijkt naar hem voorkomt uit de woor
den van artikel 36, lid 1, dat de gemeenteraad bevoegd is voorschriften
te geven omtrent datgene, waarin niet door wet of algemene maatregel
van bestuur is voorzien, dus ook omtrent de vergunningsvoorwaarden.
Spreker zegt, dat het antwoord dus foutief is. Dit is geen competentie
kwestie en hij zou het op prijs gesteld hebben, indien Burgemeester en
Wethouders de Raad meer ter wille zou zijn geweest, en er dus geen
competentiekwestie van maken.
Inderdaad, zegt spreker, is het verzoek van de bewoners van de
Ginnekenmarkt niet aan de Raad gericht. Ook hier stuit hij wederom
op de competentiekwestie, doch had van Burgemeester en Wethouders
een soepeler antwoord verwacht. Met beide antwoorden kan spreker niet
tevreden zijn. Indien het antwoord niet bevredigend is, behoudt hij zich
het recht voor tot het doen van initiatiefvoorstellen terzake.
De heer MINDERHOUD wil over de beantwoording van de vraag
over de busverbinding van de Burgemeester Kerstenslaan met de binnen
stad hetzelfde opmerken als de heer Vermeulen. Spreker had gevraagd
wie de vergissing omtrent het om preadvies in handen stellen van Burge
meester en Wethouders had gemaakt. Thans staat bij de antwoorden,
dat de Raad deze vergissing gemaakt had. Spreker neemt dit niet.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat in de Tweede Kamer van de Staten
Generaal wederom gesproken is over de classificatie van de gemeente
Breda in de le klasse. Hij heeft in de tijdschriften gelezen, dat het ver
weer op het afwijzend standpunt der regering slechts matig was. Spreker
vraagt of welllicht de tijd is aangebroken nogmaals bij „onze" Minister
van Binnenlandse Zaken aan te kloppen en te zijner tijd de Raad over
deze poging in te lichten.
De heer SAMSON is het opgevallen, dat in verschillende steden bij dit
prachtige voorjaarsweer de terrassen voor café's reeds zijn verschenen.
In Breda echter nog niet en blijkens verkregen informaties is dit hier
pas na 15 april a.s. geoorloofd. Spreker wijst op het slechte zomerseizoen
van vorig jaar en vraagt aan Burgemeester en Wethouders in deze een
soepele houding aan te nemen, indien door caféhouders om ontheffing
van deze bepaling wordt verzocht.
De heer VAN DEN EEDEN vraagt de aandacht van Burgemeester en
Wethouders voor de zeer slechte bestrating van de Vondelstraat en vraagt
of aan deze bestrating kleine voorzieningen kunnen worden aangebracht.