6
16 JANUARI 1957
vele stadsfeesten, en beminde weldoener van velen. Mogen zij beiden
in Gods vrede rusten.
Een 5-tal hoofdambtenaren hebben de stedelijke dienst verlaten, een
drietal wegens pensionering. De heer Jaspers, die sedert 1921 in ge
meentedienst was, de heer Bosschaart, hoofd van Bouw- en Woning
toezicht, eveneens sedert 1921 in gemeentedienst en de heer Bouwmees
ter, chef der afdeling bevolking en burgerlijke stand, sedert 1922 in ge
meentedienst. De heer Ruygh verliet de dienst door een eervolle pro
motie, nadat hij sedert 1925 in gemeentedienst was. Daarnaast heeft de
heer Lohmann, gemeente-archivaris, om gezondheidsredenen reeds spoe
dig naar een andere werkkring om moeten zien. Wij danken hen voor
hun verdiensten, ook de vele anderen, die op een meer verborgen plaats
hun krachten hebben gewijd aan Breda.
De jaarwisseling heeft cachet gekregen door de zeer bijzondere positie
van Nederland, van geheel West-Europa, en van zijn steden. Deze is ge
legen in de financiële situatie in dit gebied. Er is sprake van een ern
stige situatie. Grote spanningen, ontstaan door de na-oorlogse ontwikke
lingstempo's, schijnen zich te wreken. Investeringsbeperking, prijsstop
en geldschaarste wijzen op enorme economische spanningen. Zij doen
zich ook gevoelen op het gebied van onze eigen stad. Ik stel vast, dat
Breda bedreigd wordt in een ontwikkelingsfase op een moment, dat ons
wel zeer kwalijk gelegen komt.
Hoe schoon deden de ontwikkelingsmogelijkheden zich voor: de uitleg
van de binnenstad, de openbare gebouwen, het rijkswegenplan, het hoog-
spoor en het centrale rioleringsstelsel. Dit alles is grotendeels op papier
gereed, maar wordt bedreigd door de ontwikkeling, die zich gaat af
tekenen. Ik hoop, dat het hoogspoorplan en de rioolwaterafvoer in 1957
tot uitvoering kunnen komen, omdat zij geen uitstel gedogen.
Moeilijkheden in het menselijk leven en in dat der stedelijke gemeen
schap zijn er om overwonnen te worden. Zij prikkelen de mens tot
hoger inspanning en houden het gevaar van hoogmoed van hem af.
Velen lopen in de ring, doch weinigen krijgen een prijs. De intelligente
inspanning van velen is nodig om onder Gods zegen 1957 voor Breda
vruchtbaar te doen zijn.
De heer BRINKERHOF zegt het volgende:
Voor de goede wensen aan ons gericht, zeggen wij U dank. De beste
wensen richten wij wederkerig tot U en Uw gezin; moge het in alle op
zichten een voorspoedig en gelukkig jaar worden. Ook onze Wethouders,
Secretaris, hoofdambtenaren, ambtenaren, beambten en allen die deel
hebben aan de bevordering van onze stad, onze welgemeende wensen.
Veel kwam in het afgelopen jaar tot stand, zoals U zo juist in vogelvlucht
memoreerde, doch het voornaamste punt, de woningnood, kon met al
Uw en onze kracht niet tot stilstand worden gebracht. Met lede ogen
moesten wij er kennis van nemen, dat deze nood nog hoger gestegen is;
laten wij hopen en er aan werken dat dit jaar een begin moge worden
gemaakt aan het verminderen van dit grote vraagstuk.
Overigens zien wij met trots terug op 1956, in welk jaar zulke belang
rijke uitbreidingen en grote werken onder Uw leiding tot stand werden
gebracht. Dat het program, dat door Uw College voor 1957 werd op
gesteld, zich moge ontplooien zoals werd gedacht. In de hoop, dat wij
allen in dit jaar in een goede gezondheid mogen werken tot heil van
onze gemeente, vragen wij daarvoor Gods zegen. Ik dank U.
De VOORZITTER stelt aan de orde de notulen van de vergadering
van 12 december 1956.
De heer BRINKERHOF wil hetgeen onder punt 19 op blz. 309 is