86 17 APRIL 1957 Ik hoop, dat binnen deze regeling hiervoor nog ruimte over blijft. Tenslotte is het algemeen beeld zo, dat ik enige samenhang en coördinatie zie bij de subsidieregeling aan de katholieke jeugd beweging. Bij de protestantse jeugdcentrale, A.J.C. en Nederl. Padvinders vereniging mis ik dit volkomen. Dit vind ik jammer! Ik geloof, dat wij op de duur moeten komen naar een algemene subsidiëring van het jeugdwerk van welke confessie dan ook, waar bij nauwe aansluiting moet worden gezocht bij Rijk en Provincie. In honderden gemeenten liggen allemaal verschillende regelingen met betrekking tot de subsidiëring van de jeugd. Het is gewenst, dat hier de nodige coördinatie en samenhang wordt gebracht. Laat ook Breda hieraan werken! De heer VERMEULEN zegt in de vergadering van de subsidie commissie zijn stem te hebben voorbehouden. Niet omdat hij het met het voorstel niet eens zou zijn, maar wel omdat het onderhavige voorstel nog geen sluitende regeling inhoudt. Het geheel komt neer op de slotalinea van het voorstel „waarin Burgemeester en Wet houders de raad machtiging vragen om een bedrag van 50.000, te verdelen over de jeugdverenigingen." Naar de mening van spreker is er in Breda behoefte aan de in stelling van een jeugdraad, zoals die er in het verleden ook is ge weest. De burgerij moet bij deze aangelegenheid betrokken zijn. Er zijn terzake zeker deskundigen te vinden die al hun kwaliteiten buiten het politieke vlak om voor de gemeenschappelijke jeugdzorg willen inzetten. Heel deze materie kan dan in een gemeenschap pelijke verordening geregeld worden. Thans is het niet anders dan een bedrag van 50.000,verdelen, waarbij geen zekerheid is, dat dit bedrag wordt verdeeld met het meest nuttige effect. Volgens spreker heeft het geen zin het onderhavige voorstel thans zo aan te nemen; hij zou gaarne nader beraad hierover willen hebben met de daarvoor in aanmerking komende organisaties. Hij heeft het gevoel, dat het contact met de jeugdorganisaties niet helemaal heeft plaats gevonden, zoals het had moeten zijn. De A.J.C. vormt plaatselijk uiteraard een minderheid en ook de Nederlandse Padvindersvereniging is hier niet zo groot. Het is hem bekend, dat men in de kringen van de A.J.C. op de voorhand niet op de hoogte was van het voornemen om de gemeentelijke subsidies belangrijk te verhogen. Ook de padvinders- en padvindstersvereni- gingen kunnen volgens spreker zeer zeker meer geld gebruiken. Van het College van Burgemeester en Wethouders uit hadden deze minderheidsgroepen nadrukkelijk moeten worden gewezen op de nieuwe subsidieregeling. Indien er een jeugdraad is met deskundigen die zich voor deze materie willen inzetten, dan behoeft de gemeenteraad zich niet meer in details te begeven. Spreker zegt bereid te zijn om deze aangelegenheid dan te delegeren. De heer TOXOPEUS zegt, dat in het onderhavig voorstel een zeer belangrijke zaak wordt behandeld. Voor de behandeling van deze materie heeft hij te weinig tijd gekregen, omdat het voorstel eind vorige week werd ontvangen. Het onderwerp is te belangrijk om op deze manier af te doen. Het is thans een zware agenda; er zou een paar dagen voor nodig zijn om volledig de ter visie gelegde stukken te bestuderen. Uit de betogen van de vorige sprekers kan worden opgemerkt, dat deze aangelegenheid zeer serieus wordt op genomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1957 | | pagina 86