88
17 APRIL 1957
de subsidiëring van de jeugdverenigingen in de begroting heeft
opgenomen.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Van Boxtel merkt
spreker op, dat inderdaad door subsidieregelingen van het rijk
plaatselijke jeugdorganisaties middels regionale apparaten kunnen
worden gesubsidieerd. In de praktijk komt hier evenwel niet veel
van terecht. Bij de jeugdzorg en bij de vormingsinstituten, zoals
de Mater Amabilisscholen en het Zonnebloemwerk sluit dit allemaal
wel, maar bij de subsidiëring van de vrije jeugd komt in de praktijk
hiervan weinig terecht. Vandaar dat Burgemeester en Wethouders
het standpunt hebben ingenomen dat wanneer een regionaal of dio
cesaan verzoek om subsidie wordt ontvangen, waarmede plaatselijk
jeugdwerk gemoeid is, dat het dan op dezelfde wijze wordt behan
deld alsof het voor de plaatselijke afdeling zelf zal gelden.
De gemaakte opmerking dat zoveel mogelijk uitgaven onder lei
dersvorming zullen worden gebracht, acht spreker niet juist. Uit
de over te leggen bescheiden, na afloop van het boekjaar, zal wel
degelijk moeten blijken, wat de uitgaven met name voor de leiders
vorming zijn geweest.
Als door verschillende sprekers wordt opgemerkt, dat de over
koepelende organen zullen worden gesubsidieerd, dan berust deze
mededeling toch wel op een ernstig misverstand. Dit is geenszins
de bedoeling van Burgemeester en Wethouders. Op blz. 3 van het
preadvies staat duidelijk te lezen, dat Burgemeester en Wethouders
voorstellen ,,de volgende bedragen ter beschikking te stellen van
ons college ter verdeling onder de navolgende organisaties aan de
hand van de ingekomen begrotingen". Dit wil echter niet zeggen,
dat Burgemeester en Wethouders geen behoefte hebben aan over
koepelingsorganisaties die als vertrouwenscolleges en als spreek
buis voor de organisaties kunnen optreden. Het is voor het College
van Burgemeester en Wethouders dan gemakkelijk om te weten te
komen waar uiteindelijk bepaalde activiteiten resulteren.
De overkoepeling is door Burgemeester en Wethouders wel ge
stimuleerd doch enkel en alleen om gesprekken over en weer te
kunnen voeren. De overkoepelingsorganisaties worden niet als doel
in zich beschouwd. Of de overkoepelingsorganisaties in de toekomst
nog een andere vorm zullen dienen te krijgen is nog een open
vraag.
De heer Nieuwlaat heeft gezegd, dat de omschrijving van „toe
kennen van subsidies ten behoeve van de vrije tijdsbesteding van
de jeugd" een disqualificatie inhoudt voor de betrokken jeugd
organisaties. Het zouden subsidies zijn om de weerbaarheid van de
jeugd mogelijk te maken. Ten aanzien hiervan merkt spreker op,
dat de verschillende alinea's op blz. 2 van het voorstel ten aanzien
van de vorming van de jeugd in hun eenheid moeten worden gele
zen. Het is niet bedoeld als disqualificatie. Het gaat erom, dat door
een verantwoorde vrije tijdsbesteding de jeugd zich vormt. Onder
de categorie jeugdsport is o.m. duidelijk gesteld, dat ook de sport-
bewegingen meer aan vorming dienen te doen.
Het ligt niet in de bedoeling om in de kosten van vrijgestelden
meer dan 50 te subsidiëren. Uit de stukken moet wel degelijk
blijken welke bijdragen van rijk en provincie worden ontvangen. De
ontvangen bedragen worden dan uiteraard op het subsidiebedrag
in mindering gebracht.
Ook ten aanzien van de subsidiëring in de kosten van leiders- en
leidstersvorming zullen de rekeningen moeten worden overgelegd.
Van de werkelijke gemaakte kosten zal 80 als subsidie worden
beschikbaar gesteld. Spreker is er niet bang voor, dat op dit sub-