17 APRIL 1957
91
is het met de heer Vermeulen eens waar deze zegt, dat de koepel
organisaties geen administratiebureaus moeten worden. Ook is hij
het eens met het standpunt van de wethouder, dat het onmogelijk
is om reeds nu met een sluitend geheel te komen.
Hij verschilt beslist van mening met de heer Vermeulen over de
instelling van een jeugdraad.
De heer NIEUWLAAT is ook tegen de oprichting van een jeugd
raad. Toen hij het in zijn betoog had over de algehele subsidiëring
van de jeugd heeft hij alleen de coördinatie in subsidiëring bedoeld.
De wethouder heeft volgens spreker in zijn betoog geruststellende
verklaringen naar voren gebracht. Hij handhaaft echter zijn be
zwaren tegen subsidiëring van de katholieke jeugdraad.
De heer TOXOPEUS waardeert de activiteiten van de wethouder
van onderwijs en culturele zaken. Zijn bezwaar over de korte tijd
van voorbereiding voor de raadsleden is door de wethouder niet
beantwoord. Er is een groot verschil tussen perfectionisme en ein
deloos uitstellen. Het komt erop aan, dat een zo goed mogelijke
beslissing wordt genomen. Hij meent, dat een maand uitstel voor de
raadsleden voldoende zal zijn. Er is geantwoord, dat deze materie
al lang aan het draaien is. Spreker meent, dat als in mei het be
sluit genomen wordt, de organisaties vast niet de dupe zullen wor
den. Hij meent, dat het verstandig is, dat het voorstel wordt aange
houden. De heer Vermeulen zegt, dat een jeugdraad moet worden
opgericht, terwijl de heren Van Boxtel en Nieuwlaat daar geen
behoefte aan hebben. Hij weet dit daarentegen op dit moment nog
niet. Hij wil over deze materie zich beraden en praten met de leiders
van de organisaties.
Het uitgestippelde beleid betekent volgens hem een doorkruising
van de bestaande organisaties. Het blijkt, dat de protestantse jeugd-
centrale in dit subsidiebeleid is opgenomen. De A.J.C. en de pad
vinders schommelen er echter tussen door. De padvindsters en de
gidsen vormen een organisatie. De samenwerking tussen deze ver
enigingen is heel groot. De gidsen zijn benaderd door de Katholieke
jeugdraad; de padvindsters uiteraard niet; dit zijn bijzondere groe
pen. De christelijke meisjes zijn echter weer wel benaderd, nl. door
de protestante jeugdcentrale. De hele zaak wordt op deze manier
door elkaar getrokken. Het is nodig, dat één lijn gebracht wordt
in de subsidiëring.
De aangelegenheid over het al of niet instellen van een jeugd
raad is een zwaar onderwerp, waarover hij zich behoorlijk wil be
raden. Het is niet verantwoord om over deze gewichtige subsidie
zaak een beslissing te nemen, met de gedachte van „als we het niet
doen dan duurt het nog zo lang". Op deze manier wordt niet tot
een juiste beleidsvorming gekomen. Kennelijk heeft heel de raad
behoefte om nader geïnformeerd te zijn. Spreker doet een voorstel
van orde om het voorstel voor nader beraad tot de vergadering van
mei aan te houden.
De heer KROON heeft uit het antwoord van de Wethouder be
grepen, dat deze niet afwijzend tegenover een jeugdraad staat. Hij
heeft er geen behoefte aan om het voorstel aan te houden, vooral
niet nu verschillende organisaties nog een nieuwe begroting kunnen
indienen. Uitstel kan zeker nadelig zijn voor de jeugdverenigingen.
Ten aanzien van de toekenning van subsidies aan koepelorganisaties
merkt spreker op, dat ingevolge de laatste alinea van blz. 3 van
het voorstel aan een viertal organisaties subsidie wordt toegekend,