100
16 JANUARI 1958
De heer Toxopeus heeft ook gesproken over de K.A.B.-flitsen.
Spreker geeft hem in overweging dit nog eens na te zien, want wat
hij heeft gezegd is niet helemaal juist.
De heer Lauwerijssen heeft gezegd, dat naar zijn oordeel de in
dustrialisatie van de baan is. Als men echter de prognose inzake
de bevolkingstoeneming van West-Brabant onder de loep neemt dan
komt men tot de conclusie, dat de industrialisatie moet doorgaan
terwille van onze kinderen. Voor de industrialisatie moeten bepaalde
factoren ter beschikking komen; hiermede is niet bedoeld het ver
kopen van gronden beneden de kostprijs. De prijs zal echter niet
afstotend moeten werken. Overigens speelt de goedkeuring van
gedeputeerde staten een rol en de raad is er zelf bij. Spreker heeft
geen vrees, dat kostbare landbouwgronden nu goedkoop industrie
terrein zullen worden.
Dat de heer Lauwerijssen dissident katholiek is, is niet door ons
gezegd. Hij is wel iemand, die in de raad is gekomen via de lijst van
de K.V.P., ondanks het feit, dat hij een verklaring dienaangaande,
overeenkomstig het advies van het politiek orgaan, heeft getekend.
Hij heeft daardoor gebroken met een gegeven woord.
De heer Vermeulen zegt het volgende:
Ik zou de tweede instantie, mijnheer de voorzitter, willen beginnen
met enkele zeer algemene opmerkingen.
In de eerste plaats vind ik het min of meer symbolisch voor het
onderscheid in betekenis, hetwelk wordt toegekend aan de eerste en
tweede instantie van de algemene beschouwingen, dat eerstgenoemde
volgens de traditie in deze raad wordt gehouden vanachter de
katheder, laatstgenoemde zittende vanaf de plaats. Dit vaststellende
heb ik mezelf afgevraagd of dit nu eigenlijk wel een juiste onder
scheiding was. Niet, dat ik van oordeel zou zijn dat het staan achter
een katheder op zich voldoende waarborgen biedt voor hetgeen er
dan gezegd gaat worden, maar dit geldt dan evenzeer voor een
eerste dan voor een tweede instantie en als men dan van oordeel is
dat de algemene beschouwingen ter gelegenheid van de begrotings
behandeling uitgesproken, van voldoende betekenis zijn in ons ge
meentelijk leven, om daaraan op die wijze accent te geven, dan is in
de verhouding, gezien de enig mogelijke oorzaak voor het niet door
breken van deze lijn, ook voor de tweede instantie daarin gelegen,
dat men daaraan ook ingevolge de traditie blijkbaar minder beteke
nis toekent.
Tradities, mijnheer de voorzitter, zijn op zich prijzenswaardig, doch
men moet ook daar bij tijd en wijle veranderingen in durven, maar
dan ook in willen aanbrengen.
Als ik vandaag een pleidooi houd om dat voor deze traditie te
doen, dan is het, omdat ik daardoor nog eens extra zou willen accen
tueren dat de tweede instantie m.i. mogelijk nog belangrijker is dan
de eerste instantie, wil althans de democratie functioneren zoals het
behoort. Als de eerste instantie gezien moet worden als een moge
lijkheid voor alle daarbij betrokken partijen om hun visie te geven
met betrekking tot de grote lijnen van de gemeentepolitiek, dan is
de tweede instantie juist bedoeld om te geraken tot een samen
vatting en conclusietrekking van wat in eerste instantie werd naar
voren gebracht en dus uiteindelijk tot het daardoor vaststellen van
een beleidslijn. Zo gezien meen ik te mogen stellen, dat een eerste
instantie zonder een daarop in bovenstaande zin door mij bedoelde
tweede instantie in feite waardeloos is omdat er dan van een ge-
dachtenwisseling over hoofdzaken niet kan worden gesproken. En