106 16 JANUARI 1958 tig zou kunnen gaan worden. Het enige, waar wij nu eenmaal in verantwoordelijkheid gesteld zijnde voor het besturen van deze gemeente, is, dat wij daarbij vooral op dit terrein niet te veel denken in zwart-wit verhoudingen. De heer Toxopeus moet daarbij zover kunnen komen, dat hij niet door een panische angst bevangen wordt, alleen al door het horen van het woordje „ordening" of „planning", terwijl ik van mijn kant naar ik meen steeds voldoende blijk heb gegeven van de op vatting dat alleen daar geregeld moet worden, waar het algemeen belang zulks vordert. Daar, waar dit begint, en daar, waar dit op houdt, is een afwegen van belangen, aan de hand van de concrete situatie. Daarom verheugt het mij, dat hij althans met mij van me ning is, dat, ondanks zijn huiver voor economen en voorlichting over de concrete situatie, zo goed en zo uitgebreid mogelijk voor een goede besluitvorming niet kan worden gemist en dus met mij van oordeel is, dat enige meerdere klaarheid ook al is het dan door middel van een plan, met alle daaraan klevende onvolmaakt heden, over onze financiële toekomst, toch wel gewenst is. Van de mededeling, dat er ook partijen zijn, waar het gedrang bij de kandidaatstelling minder groot is dan bij de partij, waarvan ik lid ben, heb ik akte genomen. In hetgeen voorafging heb ik daar op gedeeltelijk reeds gereageerd. Er dient echter een kleine correctie te worden toegepast, op hetgeen de heer Toxopeus verondersteld heeft, dat ik gezegd zou hebben. Ik heb nl. niet beweerd, dat dit gedrang bij mijn partij groot zou zijn; ik heb gezegd, bij vele partijen en de geschiedenissen, welke zich in deze raad in dat opzicht, ten aanschouwe van ons, hebben afgespeeld, zullen ook voor de heer Toxopeus voldoende duidelijk bewijzen, dat deze stelling waar is. „Socialistische raadsleden", aldus de heer Toxopeus, „zijn meestal voor autonomie. Het gekke is alleen, dat, wanneer zij minister of kamerlid worden, zij alles weer willen gaan plannen vanuit de castrale instanties". Ik kan tegenover deze bewering zonder bewijs voering vanzelfsprekend weinig stellen. Ik geloof ook niet dat dat veel zin zou hebben. Wel wil ik tegenover deze bewering van de heer Toxopeus een desbetreffend artikel stellen uit het gemeente programma van de Partij van de Arbeid. Daarin staat het navol gende te lezen: „De gemeenten dienen zoveel mogelijk in staat te worden gesteld, zelfstandig hun eigen huishouding te regelen (autonomie). Ook de bevordering van democratische beginselen in het staatsbestel vraagt deze zelfstandigheid." Tot zover dit citaat. Ik meen daarmede een voldoende weerlegging te hebben gegeven van hetgeen de heer Toxopeus min of meer sug gereerde, dat in deze houding van de P.v.d.A. er meer een zou zijn in dit opzicht van willekeur, afhankelijk van persoon en plaats. Als partij wordt door ons het hierboven aangehaalde standpunt gehul digd en ik meen in mijn handelen in deze raad tot dusver blijk te hebben gegeven dit standpunt volledig te onderschrijven. De heer Toxopeus heeft eveneens opgemerkt, dat ik in mijn be toog heb opgemerkt, dat men niet een bepaalde zaak te gauw moet trekken in de sfeer van de vertrouwenskwestie, maar, zegt hij de eigen partijgenoten van de heer Vermeulen doen dit in de rege ring ook vaak. Ik geloof, dat deze vergelijking er op duidt, dat de heer Toxopeus de door mij gemaakte bemerking niet geheel goed heeft begrepen. Het door mij bedoelde vertrouwen geldt meer het vertrouwen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 106