16 JANUARI 1958
107
een persoon; het door hem bedoelde meer het vertrouwen in een
zaak. Bij het uitspreken van een onaanvaardbaar, wil dit nog niet
zeggen, dat de minister daardoor wil uitspreken dat de Kamer hem
maar moet vertrouwen integendeel hij kan alleen niet de ver
antwoordelijkheid dragen voor door de Kamer voorgestelde andere
of alternatieve oplossingen. Het ligt voor de hand, dat hij zich die
dan ook niet laat opdringen en bereid is daarvan de consequenties
te aanvaarden. De Kamer kan insgelijks handelen. Het gaat hier
dus over duidelijk, zakelijke concrete dingen, waarover verschillen
van opvattingen bestaan. In de door mij bedoelde situatie gaat het
om een onthouden van deze concrete zakelijke dingen uit de over
weging, dat een daarna alleen al het vragen een motie van wan
trouwen is tegen de betrokken persoon. Evenals een van diens op
vatting afwijkende mening al dadelijk als zodanig kan worden uit
gelegd.
Ik hoop hiermede te hebben aangetoond, dat de heer Toxopeus
ook op dit punt geconstateerde strijdigheid in opvatting tussen mijn
opvattingen en die van partijgenoten van mij slechts schijnbaar is.
Met betrekking tot de woningbouw en het voor het financieren
daarvan geen gebruik kunnen maken van de kapitaalmarkt door
de gemeenten als gevolg van de rentepolitiek van de regering blijkt
een opmerking te zijn van de heer Toxopeus. „Partijgenoten van
mij zouden overigens", zo zegt hij, „eenzelfde geluid hebben laten
horen". Dit laatste wil ik niet betwisten. Ik weet het niet op dit
moment, doch heb voldoende vertrouwen in de oprechtheid van de
heer Toxopeus om dat voor ditmaal op zijn gezag aan te nemen.
Persoonlijk blijf ik echter van mening, dat bouwen van woningen
met duur geld een zodanige invloed heeft op de hoogte der huren,
dat noodzakelijkerwijze daarvoor compensatie in de lonen zal moe
ten worden gevonden. Ik zou echter gaarne willen vernemen, waar
in het centraal rapport door hem een verwijt aan het adres van b.
en w. werd gelezen, hetwelk, volgens zijn formulering dit college
tegen deze z.i. ongemotiveerde aanval in bescherming neemt. Ik
geloof alleen dat het zijn ijver is geweest, welke hem in hetgeen
aan b. en w. werd gevraagd een verwijt heeft doen lezen.
De stellingname met betrekking tot de betekenis en strekking van
het gemeentefonds meen ik als voldoende bekend te mogen voorbij
gaan.
Ik kan mij niet voorstellen, dat er in deze raad leden zijn, die daar
voordien anders over gedacht zouden hebben. Ik meen ook niet, dat
bemerkingen in het centraal rapport aanleiding kunnen geven, zulks
te veronderstellen.
Het is in dit verband alleen maar jammer, dat zo vele kamer
leden, bijv. van de K.V.P., bij de onlangs plaats gehad hebbende
belastingdebatten, dit fonds, volgens de heer Toxopeus, van en voor
de gemeenten 20,miljoen door de neus hebben geboord. De
P.v.d.A. althans bleek ook op die plaats beter te begrijpen in welke
situatie de gemeenten momenteel verkeren.
Voor wat betreft de te dure huizen merkt de heer Toxopeus op,
het juist zo prettig te hebben gevonden in de Kamer te staan tegen
over een liberale minister van katholieke huize, welke tegen partij
genoten van mij daar gezegd zou hebben er niets voor te voelen
in deze in te grijpen, omdat deze zaak zich wel van zelf zou regelen.
Immers naarmate het verzadigingspunt meer bereikt zal zijn, zal
de vraag meer afnemen en dientengevolge ook de aanbouw. Ak
koord, maar waarom betreurt de heer Toxopeus het dan niet, dat
hij in Breda niet staat tegenover een even liberaal gemeentebestuur,