114 16 JANUARI 1958 dan een streeflijn aanwezig is. Wanneer men gaat praten over een uitkering bij de ministers van binnenlandse zaken en van financiën en er wordt gepraat over tekorten en wat er nog gedaan moet wor den, dan is er tenminste iets. De begroting is een financieel plan, doch slechts voor één jaar. Verder weet de raad niets, toch is hij voor het beleid verantwoordelijk. Om terug te komen op de prikkels, waarover de heer Vermeulen sprak, wil spreker wel het een en ander citeren uit het rapport der commissie Oud, al is deze commissie vol gens de heer Vermeulen een verraderlijk stelletje. Spreker leest voor op pagina 24 van het rapport: Het probleem in zijn eenvoudigste vorm is het ontwerpen van een financieel statuut voor de gemeenten, dat recht doet wedervaren aan de zelfstandigheid en de eigen plaats der gemeenten in ons staatsbestel. De oplossing in haar eenvoudigste vorm schijnt het scheppen van eigen belasting gebied voor de gemeenten, opdat zij met de inkomsten daaruit de uitgaven kunnen doen, welke aan het voeren van haar huishouding zijn verbonden, aldus nut en offers in eigen kring afwegende. Dan kan worden gesproken van financiële zelfstandigheid in de ware zin. En dan nog: De commissie adviseert daarom tot de instelling van een uit ver tegenwoordigers der gemeenten bestaande en van het rijk onafhan kelijke raad voor de gemeentefinanciën, welke zal worden belast met het beheer van het gemeentefonds en zoveel mogelijk actief zal worden ingeschakeld bij de uitvoering der voor de verdeling van het fonds gestelde regelen. Dit betekent derhalve, dat een gemeente, welke herziening der uitkering behoeft, gedurende drie jaar onder een zekere mate van regeringstoezicht komt te staan, en eerst na afloop daarvan in aan merking kan komen voor een onvoorwaardelijke verhoging van de uitkering. De commissie heeft zich gerealiseerd, dat tegen dit sys teem bezwaren kunnen worden ingebracht. Onder meer heeft zij zich afgevraagd, of het billijk is een gemeente, welke buiten haar toedoen door de geldende uitkeringsregeling in financiële moeilijkheden komt te verkeren, zij het tijdelijk, te onderwerpen aan inmenging van de zijde van de rijksoverheid, welke in normale gevallen zonder meer moet worden afgewezen. De commissie Oud, aldus spreker, volslagen liberaal, heeft het al dus gezien. Zo moet het ook worden gezien, wil men de zelfstandig heid der gemeenten handhaven. Bij de P.v.d.A. zou er geen gedrang zijn bij de opstelling der kandidatenlijsten. Spreker wenst echter dan toch wel te wijzen op hetgeen in het parlement is voorgevallen met betrekking tot de wijziging van de gemeentewet op het stuk van de incomptabiliteiten voor het raadslidmaatschap, toen er sprake was om de onderwijzers van de openbare lagere scholen toe te laten tot het raadslidmaatschap. De VOORZITTER verzoekt de heer TOXOPEUS de landspolitiek buiten de vergaderzaal te houden. De heer TOXOPEUS antwoordt dat dit niet anders kan, omdat de heer Vermeulen het ook niet gedaan heeft. Spreker heeft alleen het gedrang in de P.v.d.A. willen demonstreren. Spreker is pas 25 minu ten aan het woord, terwijl de heer Vermeulen zonder interruptie een uur lang gesproken heeft. Spreker hoopt niet, dat er wijziging in de gedragslijn komt, omdat hij maar een kleine fractie vertegenwoor digt. Het college van burgemeester en wethouders is van mening, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 114