17 JANUARI 1958
143
De heer RATTINK verzoekt de kwestie van het probleem van het
afsluiten van de Eindstraat en de Ridderstraat aan de verkeerseom-
missie voor te leggen. Spreker zal gaarne met het college van bur
gemeester en wethouders gaan kijken.
De VOORZITTER zegt, dat hij inderdaad in eerste instantie ver
geten is de vraag van mej. t' Sas over het toezicht op de maximum
snelheid in de bebouwde kom te beantwoorden. Spreker meent dat
op deze materie de bijbelse tekst: „Wie zonder zonden is, werpe de
eerste steen" van toepassing is. De nieuwe maatregel moet eerst nog
inburgeren, doch hij is ervan overtuigd, dat de maximumsnelheid
over het algemeen in acht wordt genomen. Dit bewijst de curve van
de verkeersongevallen in de laatste maanden. Er zullen inderdaad
nog vele overtredingen worden begaan, doch deze moeten ook ge
constateerd worden om tot verbalisering over te kunnen gaan. De
situatie op het politiebureau is spreker persoonlijk in ogenschouw
gaan nemen. De methode om verse lucht in een kamer te krijgen is
volgens de mening van spreker nog altijd het openzetten van een
raam. Dat de werkruimte goed is, zegt spreker niet, doch dat men
van een mensonwaardige ruimte kan spreken, is niet waar.
Voor het omleggen van de busdiensten op de zaterdagmiddagen
zit het bezwaar veel dieper. Bij het rijden buiten de binnenstad om
kan door de B.B.A. niet binnen het gebruikelijke tijdschema gereden
worden. Hierdoor zullen er vele onaangenaamheden met het publiek
ontstaan.
Hierna wordt hoofdstuk III van de gemeentebegroting vastgesteld.
HOOFDSTUK IV.
De heer RATTINK zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Het is bij een verkeersongeluk nog steeds zo, dat eerst de politie
auto verschijnt en zijn er gewonden dan arriveert soms een kwartier
of 20 minuten later de ambulance-auto. Dit is naar mijn mening
fout. Het moet toch zo zijn, dat de ambulancea-uto eigenlijk la
minute ter plaatse is. Een tijd van een kwartier tussen ongeval en
komst van de ambulance-auto is beslist te lang. Dit kunnen we ook
als grote gemeente niet hebben.
Bij de begroting voor 1957 en ook reeds eerder heb ik ge
pleit voor een door de gemeente aan te schaffen ambulance-wagen
om zelf het vervoer van gewonden bij verkeersongelukken te gaan
verzorgen. Toen heb ik uit gemeenten, vergelijkbaar met de onze
voorbeelden gegeven waaruit bleek, dat die gemeenten zelf het ge-
wondenvervoer hebben georganiseerd en op welke wijze. De voor
beelden waren de gemeenten Tilburg, Nijmegen, Hilversum en Lei
den. Ik zal thans niet in herhaling vervallen en dan nu volstaan met
te verwijzen naar pagina 401 en 402 der notulen van de vergadering
van 14 december 1956.
Bij de begroting 1957 beantwoordde de wethouder mijn verzoek
om tot een gemeentelijke organisatie van het gewondenvervoer te
komen en mijn gedachten gingen hier meer uit naar gewonden
bij verkeersongevallen aldus.
Hij was het met mij eens dat:
1. de verkeersongevallen wel zullen toenemen in de toekomst en