8 JANUARI 1958 15
Brussel van de moederstad. Het geprojecteerde gebied bij Effen is te
klein bevonden. Het gebied ten noord-oosten van Prinsenbeek heeft ook
moeten wijken voor het gebied Princenhage. Bovendien liggen deze ge
bieden buiten het grondgebied van de gemeente Breda. Hierdoor zal
grenswijziging noodzakelijk zijn. In het overlegorgaan was hierover geen
overeenstemming.
Naar de voorlopige mening van burgemeester en wethouders, benade
ren de grondprijzen, genoemd in het rekest van de R.K. Boerenbond
Princenhage, de werkelijkheid. Wellicht liggen de prijzen nog iets hoger.
Doch in andere gebieden zullen de prijzen nog hoger liggen, omdat in
hoofdzaak de grondprijs bepaald wordt door de voorzieningen, die
getroffen moeten worden in deze verafgelegen gebieden. Deze voor
zieningen zijn uitermate kostbaar.
De grondprijs behoeft geen bezwaar te zijn. Thans wordt voor de
volkswoningbouw ook reeds een bedrag van 20,per m2 gevraagd.
Gesproken is ook over het reserve-industrieterrein. Gezegd wordt, dat
dit terrein niet nodig is. Destijds is er echter geen kritiek op het plan
gehoord, zodat dan ook de consequenties daarvan gedragen moeten
worden.
Dat de schadeloosstelling aan de boeren en tuinders onvoldoende zou
zijn voor een bestaansmogelijkheid bestrijdt spreker, omdat de verfijnde
schadeloosstelling ook rekening houdt met een inkomensschade.
Dit is voor de gemeente zeer kostbaar. Desniettegenstaande is spreker
van oordeel, dat het scheiden van de grond voor de tuinders zeer pijnlijk
is en dat burgemeester en wethouders in het kader van de menselijke
verhoudingen dit zullen trachten te verzachten door verplaatsing.
De heer Nieuwlaat heeft het schrijven van burgemeester en wethouders
als antwoord op de aan de raadsleden gezonden rekesten van de
boerenbonden niet elegant genoemd. Spreker laat in het midden of het
van deze organisaties wel elegant te noemen is om 2 x 24 uur voor de
aanvang der raadsvergadering een dergelijk schrijven aan de raadsleden
te richten. Het rekest van de R.K. Boerenbond Princenhage is een
goed bewerkt stuk. Daarom is met spoed een goed antwoord hierop
samengesteld. Dat er aan dit antwoord wellicht onnauwkeurigheden
kleven is het kenmerk van de spoed. Spreker is de overtuiging toegedaan,
dat deze organisaties node gemist kunnen worden. Overleg te openen
en deze organisaties daarin te betrekken moet spreker ontraden. Waarom
dan ook niet andere organisaties b.v. die van de industriëlen, natuur
bescherming, het vreemdelingenverkeer en de arbeiders ingeschakeld.
Tenslotte wenst spreker nog terug te komen op de woorden, gesproken
door de heer Bastiaansen. Inderdaad verkeert de gemeente in een
dwangpositie. Alle leden van de raad voelen, dat het mes gehanteerd
moet worden en voelen voor het goede doel, dat deze ingreep heeft en
zij gevoelen welk effect een goede planning voor de gemeente heeft. Dit
uitbreidingsplan in hoofdzaken raakt iedere burger van deze stad.
Het zullen juist ook de kinderen van de boerenstand, waarvan thans
een offer wordt gevraagd, zijn, die de woningen zullen gaan bewonen,
die in dit uitbreidingsplan worden gebouwd.
De heer LAUWERIJSSEN zegt, dat de bebouwingsvoorschriften te
scherp zijn gesteld. Hij zou gaarne een soepelere toepassing zien. De eis,
dat op 1 ha grond slechts één huis mag worden gebouwd in het agrarisch
gebied acht spreker niet juist. Het komt hem voor, dat vele tuinders,
die hun grond moeten afstaan, er prijs op zullen stellen in het landelijk
gebied een huis te bouwen. Het zal dan ook niet bezwaarlijk zijn de eis
van 1 ha te handhaven.
Spreker merkt op, dat de grondkamer niet toestaat, dat landbouw
gronden worden verkocht aan niet-agrariërs.