162
17 JANUARI 1958
Wethouder STUBENROUCH zegt, dat inderdaad voor 't jaar 1957
12 kleuterklaslokalen zijn gepland. Gaf de terreinsituatie aanvan
kelijk moeilijkheden, ook de bestedingsbeperking en het gebrek aan
financieringsmiddelen is mede oorzaak dat deze planning niet ver
wezenlijkt is kunnen worden. Binnenkort is er een gesprek met de
inspectrice van het kleuteronderwijs, waarbij deze zaak zeker aan
de orde zal worden gesteld. Het rapport van de provincie Noord-
Brabant over de onderwijssituatie wordt thans door burgemeester
en wethouders bestudeerd. Als de heer Rattink al ontdekt heeft, dat
aan vele scholen een oudercommissie ontbreekt, omdat de ouders
te weinig belangstelling voor het onderwijs hebben, dan weet spreker
nog niet of Breda hierop een uitzondering maakt, omdat nog geen
gegevens bekend zijn. Het zou overigens te ver gaan, indien van het
gemeentebestuur een suggestie zou moeten uitgaan. De oudercom
missies behoren tot de competentie van de schoolbesturen. Er zijn
te veel problemen omtrent de positie van de oudercomité's om deze
hier aan de orde te stellen. De openbare lagere scholen hebben steeds
een oudercommissie gehad, omdat dit in de lager onderwijswet is
geregeld.
Ten aanzien van de opmerking inzake de opvoeding van de leer
lingen tot democratie wil spreker aanhaken op datgene wat de
voorzitter over de burgerdagen heeft gezegd. Dit is in eerste in
stantie een zaak die de schoolbesturen aangaat. Hij meent niet, dat
burgemeester en wethouders de scholen moeten vragen een raads
vergadering bij te wonen.
Bij het protest van de heer Rattink over de te grote klassen kan
spreker zich volledig aansluiten. Een oplossing kan alleen gevonden
worden binnen het kader van de onderwijsvernieuwing. Spreker
heeft respect en waardering voor de leerkrachten die in klassen
van soms 50 a 70 leerlingen de orde moeten handhaven en dan ook
nog les moeten geven.
Spreker heeft zelf uit het rapport ook al iets ontdekt, nl. dat de
situatie in Breda bepaald niet slecht is.
Ook de opmerkingen inzake het Breda's Studiefonds en de bouw
van gymnastieklokalen kan spreker volledig onderschrijven.
Naar aanleiding van de overige mededelingen van de heer Rattink
meent spreker dat het noodzakelijk is, dat de raad volledig wordt
ingelicht welke taak de raad en welke taak burgemeester en wet
houders hebben. Hij is verheugd, dat de heer Rattink deze aange
legenheid nu eens in de raad stelt. In de onderwijscommissie is de
positie van burgemeester en wethouders en de raad inzake onder-
wijsaangelegenheden herhaaldelijk ter sprake gebracht. Het is zo,
dat de raad een principe-besluit neemt op grond van artikel 72 der
lager onderwijswet. Ingevolge artikel 77 van de wet is de uitvoering
opgedragen aan burgemeester en wethouders in overleg met de
rijksinspecteur. De raad dient de aanvrage te beoordelen of de nor
male eisen aan het geven van lager onderwijs te stellen, niet worden
overschreden. Bij de aanvrage van leer- en hulpmiddelen dient bo
vendien te worden nagegaan of het de aanschaffing van „nieuwe"
methoden betreft, of dat het een aanvrage is die strekt tot vervan
ging van leer en hulpmiddelen, die tengevolge van langdurig gebruik
niet meer gebruikt kunnen worden of de aanvulling van de voorraad
van schoolbehoeften in verband met de vermindering door verbruik.
De raad en burgemeester en wethouders moeten elkaar op dit stuk
niet misverstaan. De principiële medewerking berust dus bij de raad.
De door de heer Rattink gestelde urgentieplanning en het bouw-
tempo behoren derhalve tot de taak van burgemeester en wethou-