17 JANUARI 1958
163
ders. De totale sil uatie is burgemeester en wethouders voorbe
houden.
Het gebeurt dan zo, dat een bepaalde aanvrage in de afdeling voor
het onderwijs wordt toegelicht. De onderwijscommissie krijgt op
deze materie zo uitvoerig mogelijke inlichtingen, zodat de leden
zo breed mogeüjk zijn georiënteerd. In dit licht moet ook gezien
worden de mededeling in de onderwijscommissie aangaande de ge
plande 12 kleuterklaslokalen voor 1957. Burgemeester en wethou
ders en niet de raad hebben de rijksinspectie gevraagd te bevorderen
dat 12 kleuterklaslokalen op de urgentielijst 1957 zouden worden
geplaatst. De rijksinspectie dus niet zurgemeester en wethouders
hebben hier 5 lokalen van afgehaald, omdat de 12 gevraagde
lokalen toch niet verwezenlijkt zouden kunnen worden.
Spreker meent, dat de raad voldoende inlichtingen worden ver
strekt, zonodig wordt de onderwijscommissie nog meer uitvoeriger
gegevens verstrekt.
Ook met de opmerking van de heer Rattink inzake de toepassing
van artikel 55bis is spreker verheugd. In de onderwijscommissie is
hierover al gesproken. Thans zou hij in het openbaar het standpunt
van burgemeester en wethouders kenbaar willen maken.
De heer Rattink stelt, dat ingevolge artikel 55 quater van de lager
onderwijswet voor de vaststelling van het bedrag per leerling, waar
bij als basis genomen wordt de kosten van de openbare lagere scho
len, een school daarbij buiten beschouwing mag worden gelaten als
de desbetreffende school in bijzondere omstandigheden zou verkeren.
Spreker moet toegeven, dat de kosten van de openbare lagere
school Viandenlaan hoger zijn dan de kosten van de beide andere
openbare lagere scholen, omdat de school Viandenlaan minder leer
lingen heeft, alsmede omdat voor deze school een aanzienlijk bedrag
is uitgesproken voor schilderwerk in 1958.
Het gaat er om of de school Viandenlaan met haar „gering" aan
tal leerlingen in bijzondere omstandigheden verkeert. Dit is volgens
het college van burgemeester en wethouders zeker niet waar. De
cijfers voor 1958 geven geen abnormaal beeld te zien. De totale uit
gaven van de openbare lagere scholen geven geen aanleiding om
artikel 55 quater toe te passen. Het feit, dat de openbare lagere
school Viandenlaan weinig leerlingen zou hebben, doet daar niets aan
af. Het standpunt van burgemeester en wethouders wordt nog ver
stevigd door het koninklijk besluit van 31 december 1938 dat zegt:
„Ten onrechte heeft de minister artikel 55 quater toegepast, nu de
hoge kosten der onderhavige scholen in de eerste plaats aan een
minder zuinige exploitatie zijn te wijten, de omstandigheid, dat de
scholen meer lokalen hebben dan voor het onderwijs nodig is, de
exploitatie ervan op zichzelf niet abnormaal duur behoeft te maken,
en het betrekkelijk gering aantal leerlingen op zichzelf geen aan
leiding geeft om de school als in bijzondere omstandigheden ver
kerende te beschouwen."
Voor de school Viadenlaan was het derhalve niet noodzakelijk,
dat artikel 55 quater werd toegepast; bovendien kon dit artikel ook
niet worden toegepast.
De heer RATTINK zegt, dat hij het met de wethouder wel niet
eens zal worden. Absoluut en relatief gezien is een school van 76
leerlingen in een stad van meer dan 100.000 inwoners, een school
met een gering aantal leerlingen. Artikel 55 quater spreekt over
een gering aantal leerlingen of om andere redenen in bijzondere om-