164 17 JANUARI 1958 standigheden. Artikel 55 quater had dus voor de school Vianden- laan zeer zeker kunnen worden toegepast. Ten aanzien van zijn suggestie met betrekking tot scholenbezoek aan de raad merkt spreker op, dat toch wel aan zijn verzoek kan worden voldaan. De burgerdagen kosten geld, een eenvoudig briefje niet. Spreker acht het een vriendelijke geste. Er moet getracht wor den de scholen naar de raadsvergaderingen toe te krijgen. Spreker wil ook gaarne zijn waardering uitspreken voor het on derwijzend personeel, dat voor een groot aantal leerlingen in de klas les moet geven. Inderdaad is meermalen in de onderwijsafdeling over de taak van de raad en van burgemeester en wethouders gesproken. Toen spre ker zijn betoog op papier stelde, heeft hij geen moment gedacht aan hetgeen over deze kwestie in de onderwijsafdeling is besproken. Hij durft daarom aan burgemeester en wethouders te vragen om de raad eens volledig in te lichten. Het onderwijs is een uiterst belang rijke zaak, die de gehele raad ter harte gaat en waar niet alleen de afdeling voor het onderwijs, maar ook de raad belangstelling voor heeft. Het is geen kwestie van competentie. Hij verzoekt bur gemeester en wethouders eens zo vriendelijk te zijn om over hun bezwaar heen te stappen en de raad volledig in te lichten. De 12 kleuterklaslokalen zijn in 1957 niet gerealiseerd; misschien worden ze in 1958 ook niet verwezenlijkt. Hoe zit dat nu in elkaar met de kleuterklaslokalen? Hij verzoekt burgemeester en wethouders nog maals met klem de raad volledig over de scholensituatie in te lich ten en mede te delen welke plannen er op dit gebied bestaan. De heer VERMEULEN zegt, dat het geen zin heeft om over deze belangrijke materie, nu iedere spreker maar 3 minuten spreektijd heeft, van gedachten te wisselen. Hij zou gaarne een uitgebreide nota over deze aangelegenheid willen hebben. Er is volgens spreker van een begripsverwarring sprake. De materie betreft veel meer dan al leen het urgentieplan voor de scholenbouw. Na bestudering van de materie zal de raad beter van gedachten kunnen wisselen. De heer MOL zegt, dat hij uit hoofde van zijn beroep bij scholen bouw regelmatig met de overheid in contact komt. Hij weet, dat in Breda zeer hard wordt gewerkt aan het scholenprobleem. Hij be tuigt burgemeester en wethouders alle lof voor hun beleid op onder wijsgebied. Zowel de heer VERMEULEN als de heer RATTINK merken op, dat de heer Mol buiten de orde gaat. De VOORZITTER merkt op, dat dit niet het geval is. De heer TOXOPEUS meent ook, dat niet buiten de orde wordt gegaan. Ook hij veronderstelt, dat van een begripsverwarring sprake is. Hij begrijpt het verlangen van de heer Rattink wel. De heer Rattink heeft zeker geen kritiek willen leveren, integendeel, er is waardering voor de wethouder en voor wat hij op onderwijsgebied doet. Inderdaad is de raad van alles op de hoogte, maar wel is de raad niet bekend, wat burgemeester en wethouders voor de toe komst van plan zijn. Dat is juist wat de heer Rattink wil. Spreker vindt het verzoek van de heer Rattink wel gerechtvaardigd. Een gedachtenwisseling hierover kan zeer nuttig zijn. In het verzoek zit zeker geen wantrouwen of enig kritiek. Het is meer een verlangen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 164