17 JANUARI 1958
165
om op de hoogte te blijven op onderwijsgebied. Hij verzoekt burge
meester en wethouders de raad terzake op de hoogte te stellen en
over de plannen in te lichten.
Ten aanzien van de opmerking inzake het uitnodigen van de
scholen om een raadsvergadering bij te wonen, meent spreker, dat
dit niet gedaan moet worden. De schoolbesturen moeten zelf weten
wat ze terzake nodig en nuttig vinden.
Wethouder STUBENROUCH spijt het, dat hij de heer Rattink
niet heeft kunnen overtuigen. Uiteindelijk heeft de heer Rattink
toch gesteld, dat het geraamde bedrag per leerling ex artikel 55 bis
der l.o.-wet aanvaardbaar is. In de opmerkingen van de heer Rattink
ziet spreker ook niets anders dan een belangstelling voor het onder
wijs. Maar daar gaat het nu niet om. Het gaat erom of het mogelijk
is om uitgaande van de taakomschrijving van de raad en van burge
meester en wethouders aan het verlangen van de heer Rattink tege
moet te komen. Als de heer Rattink zegt „wees eens zo vriendelijk"
en de heren Vermeulen en Toxopeus stellen, dat er van een begrips
verwarring sprake is, dan meent spreker te moeten stellen, dat er
omtrent de begrippen als zodanig geen verwarring bestaat, maar
wel over de taak. Er kan wel gesproken worden over urgentie
schema's, maar burgemeester en wethouders stellen deze urgentie
niet op. Dit behoort tot de volledige competentie van de rijks
inspectie.
Uiteraard wordt door de rijksinspectie aan burgemeester en wet
houders wel gevraagd of er bepaalde wensen zijn. Het is niet zo,
dat van de zijde van burgemeester en wethouders een plan wordt
opgesteld, dat gerealiseerd wordt. Ook is er geen controlerende be
voegdheid. Hoogstens een adviserende. Een volgorde bepalen is stel
lig uitgesloten. Burgemeester en wethouders hebben destijds 12
kleuterklassen voor 1957 urgent geacht. De inspectie heeft er 7 van
gemaakt. Daar kunnen burgemeester en wethouders niets tegen
doen.
Spreker is bereid de raad een nota voor te leggen, waarin de
taakstelling van burgemeester en wethouders en de raad op onder
wijsgebied wordt uiteengezet. Dit zal zeer verhelderend kunnen
werken.
De heer RATTINK zegt, dat in de memorie van antwoord bij
volgno. 370 is medegedeeld, dat de instelling van een ouderraad voor
het kleuteronderwijs vooralsnog niet noodzakelijk wordt geacht.
Spreker zou het gewaardeerd hebben indien het initiatief tot op
richting ervan van burgemeester en wethouders was uitgegaan. Hij
zou het op prijs stellen, indien burgemeester en wethouders hierop
terug zouden willen komen.
Wethouder STUBENROUCH zegt, dat ook aan de openbare lagere
scholen oudercommissies zijn, evenals aan de kleuterscholen. De mi
nister van onderwijs, kunsten en wetenschappen heeft bij de behan
deling van de rijksbegroting te kennen gegeven, dat hij het liefste
zou zien, indien er één ouderraad zou zijn, derhalve zowel voor de
openbare lagere scholen als voor de openbare kleuterscholen. Dus
geen aparte ouderraden voor het lager en het kleuteronderwijs. Bur
gemeester en wethouders zullen terzake dilligent blijven.
De heer RATTINK zegt in de memorie van antwoord onder 15
nijverheidsonderwijs gelezen te hebben, dat het beslist onmogelijk