178 17 JANUARI 1958 met het plan zullen komen, heeft hij geen concreet antwoord gehad. De sociografische dienst is ondergebracht bij de dienst van open bare werken. Is het burgemeester en wethouders voorbehouden aan de sociografische dienst bepaalde opdrachten te verstrekken b.v. over de ruimtebiedende gelegenheden? Spreker vraagt of voor onderhavig plan ook de sociografische dienst inderdaad wordt in geschakeld? c De heer MINDERHOUD verzoekt aantekening dat hij tegen de subsidieverlening aan de Bredase Carnavalsvereniging is. Wethouder STUBENROUCH zal nog enige concrete vragen be antwoorden. Aan de sociografische dienst is in dit verband nog niet gedacht. Als het nodig wordt geacht, dat deze dienst wordt in- •-Ü geschakeld, zullen burgemeester en wethouders dit zeker doen. De ■-^plaatsbepaling van de ruimtebiedende gelegenheden is geen taak voor de sociografische dienst, maar voor de dienst van openbare werken. Omtrent het tijdstip wanneer het plan de raad zal worden aangeboden, kan spreker nog geen nadere mededelingen doen. De heer Vermeulen heeft duidelijk gesteld, dat hij van spreker x heeft vernomen, dat er zich enige verandering heeft voltrokken inzake de vorming van een jeugdraad. Op dit stuk hebben elkaar twee uitersten meer geraakt dan spreker had durven vermoeden. In tweede instanties is er volgens spreker een culturele bedrijvig heid in de raad geweest, waaruit geconcludeerd kan worden, dat vooralsnog de cultuur in de bestaande mate gediend moet blijven. Hierna wordt hoofdstuk VIII zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld, met aantekening dat de heren Kroon en Minderhoud worden geacht tegen het subsidie aan de Bredase Carnavalsvereniging te hebben gestemd. Hoofdstuk IX. Maatschappelijke steun en voorzorg. De heer VAN BIJNEN zegt waardering te hebben voor de wet houder en burgemeester en wethouders voor de zorg voor bejaarden. Hij vraagt inlichtingen over het onderbrengen van de bejaarden bij de verschillende tehuizen, als de diverse plannen zullen zijn verwe zenlijkt. De heer VAN DEN EEDEN vraagt aandacht voor de oorlogs slachtoffers, blinden, gerepatrieerden. Kortom voor de mensen die in nood verkeren. Als de particuliere charitas deze mensen niet op kan vangen zijn zij op de overheid aangewezen. De overheid moet dan als sterke voor de zwakken zorgen. Ook de geestelijk en licha melijk minder-valide mens moet geholpen worden. Dezen moeten verzorgd en onderhouden worden door een dienst van ambtenaren. Dit vergt van hen veel tact en psychologisch inzicht. De werkplaats voor de lichamelijk minder-validen is in de vorige raadsvergadering aan de orde geweest. Het pand van de fa. Albada Jelgersma zal hiervoor bestemd worden. Hij verzoekt namens zijn fractie met klem om alle middelen aan te wenden, opdat dit zo spoedig mogelijk verwezenlijkt kan worden. In dit verband moge hij verwijzen naar een spreuk in de succes-agenda: „alleen hij die het nog niet zichtbare ziet, maakt het nog niet mogelijke mogelijk." Mevrouw VAN MIERLO ondersteunt gaarne het verzoek van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 178a