194 12 FEBRUARI 1958 De zaak ligt echter niet, zoals de heer Pruis aan de heren Vermeulen en Minderhoud heeft doen uitkomen. En ofschoon spreker thans niet de diverse data kan noemen, kan hij toch met zekerheid verklaren, dat vanaf 1946 tot en met 1956 en in 1957 en 1958 getracht is met de heer Pruis overeenstemming te bereiken over de vergoeding voor het afstaan van een perceeltje grond voor zijn garage aan de Teteringsedijk gelegen. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel, dat de toestand op de Teteringsedijk uit het oogpunt van verkeersveiligheid niet langer be stendigd kan blijven. Daarom is er aan de raad het voorstel gedaan om het omstreden perceel te bestemmen voor straat overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 der woningwet. Burgemeester en wethouders krij gen dan de bevoegdheid om tot onteigening over te gaan. Komt men daarbij niet tot overeenstemming over de prijs van het onteigende, dan wordt er een commissie van deskundigen benoemd, die de prijs vaststelt. Aan dit voorstel van burgemeester en wethouders koppelt men thans echter het stopverbod vast. Spreker merkt op, dat deze materie door de raad aan burgemeester en wethouders is gedelegeerd. Omdat deze beide zaken thans gelijktijdig spelen is in afwijking van de normale gang van zaken aan de heer Pruis medegedeeld, dat er een stopverbod voor zijn perceel zal worden afgekondigd. Het gevolg hiervan is geweest dat de heer Pruis aan de burgemeester om een onderhoud heeft verzocht. Burgemeester en wethouders verwachten thans voorstellen van de heer Pruis. Er is hedenmorgen een schrijven van de Bovag binnengekomen, waarin geheel andere voorstellen van de heer Pruis worden genoemd, dan de heer Vermeulen zo even noemde en spreker kan wel zeggen, dat er behalve een schadevergoeding nog vele voorwaarden worden gesteld. Hij gelooft niet dat het thans in het belang van de zaak is deze voor waarden in onderdelen uit de doeken te doen. Dat destijds niet op het voorstel van de heer Pruis tot een schade loosstelling van 7.000,is ingegaan, vindt zijn oorzaak hierin, dat de bouwcommissie overwegende bezwaren tegen de hoogte van dit bedrag had. Burgemeester en wethouders zijn daarom niet in de gelegenheid geweest de raad een voorstel te doen. Zij konden dit voorstel met een afwijzend advies van de bouwcommissie toch niet handhaven. Spreker is van mening, dat de bouwcommissie misschien wel gelijk heeft gehad. Spreker is van mening, dat de raad zonder de belangen van de heer Pruis te beknotten, dit voorstel van burgemeester en wethouders kan aan vaarden. Indien de heer Pruis de hekken van het trottoir wil verwijderen en de voetgangers de gelegenheid geeft te passeren, dan is het stopverbod niet nodig. Dit doet ook geen afbreuk aan de rechten van de heer Pruis en bovendien zou hij zijn rechten kunnen stellen. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat de verkeerstoestand op de Teteringsedijk dermate gevaarlijk is, dat deze toestand niet be stendigd mag blijven. Voetgangers moeten thans, zo zij de garage Pruis willen passeren, midden op de rijweg lopen. De VOORZITTER wijst er op, dat het weer opnemen van de onder handelingen met de heer Pruis het gevolg is van een in november j.l. plaats gehad hebbend verkeersongeval ter plaatse. Meerdere leden van het college van burgemeester en wethouders hebben toen de situatie op de Teteringsedijk opgenomen. Men dient onderscheid te maken tussen de oude onderhandelingen, die gericht waren op het verkrijgen in eigendom van de stoep voor garage Pruis en het thans voorliggende voorstel van burgemeester en wethouders dat beoogt het verkrijgen van het eigendomsrecht via de woningwet. De oude onderhandelingen zijn op niets uitgelopen, omdat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 194