206 12 FEBRUARI 1958 van wethouder Stubenrouch. Hij zou de wethouder gaarne de vraag willen stellen, wie in 1914 het bad bezocht en wie dit thans doet. Mejuffrouw t' Sas zou hij willen vragen wie de bouwkosten van het paviljoen betaalt. De heer KRAMERS kan het betoog van de heer Rattink niet goed volgen. Indien men consequent door redeneert zou de gemeente ook in vloed moeten uitoefenen op de toegangsprijzen van andere door de gemeente aangelegde sportcomplexen. Spreker is van mening, dat de raad niet te veel moet gaan beoordelen. De heer TOXOPEUS merkt op, dat er twee zaken zijn, nl. de huur prijs en de tarieven. Het zal voor de in te stellen commissie zeer moeilijk zijn te beoordelen of de vaststelling van de huurprijs juist is geweest, omdat men niet beschikt over vergelijkbare objecten. Spreker heeft bezwaren tegen het instellen van een commissie. De heer Kramers heeft volgens spreker reeds gezegd, dat het noodzakelijk is dat bij elke subsidie of verhuur van sportcomplexen de gemeente over de tariefstelling medezeggenschap moet hebben. Hoeveel de exploitant van de zweminrichting verdient kan spreker niet interesseren. Hij is de mening toegedaan dat de gemeente op de verkeerde weg is. Dan komt men er wellicht toe van de zweminrichting „Het Ei" een gemeentebad te maken. Dit wenst hij echter zeer zeker niet. De heer RATTINK ziet geen waarborg in het huurcontract dat on juiste tariefsverhogingen zullen worden toegepast. Spreker merkt echter op, dat er een economische wet is van vraag en aanbod. Hij heeft een principieel bezwaar tegen het beoordelen door de gemeente van de tarieven. De heer COSIJN sluit zich aan bij de heren Kramers en Toxopeus. Hij wijst er op dat een zweminrichting een seizoenbedrijf is. De eventueel in te stellen commissie zal de cijfers niet over een paar jaar moeten beldjken, doch over een grote reeks van jaren. Een dergelijk bedrijf als het onderhavige is zeer afhankelijk van het weer. De commissie zal misschien achteraf tot de conclusie komen dat de prijzen te hoog of te laag zijn geweest. De exploitant moet echter de tarieven vooraf vast stellen. De heer VERMEULEN kan het met de heer Toxopeus eens zijn, wanneer hij zegt, dat de vrijheid waar mogelijk, gehandhaafd moet blij ven. Doch ook de volksgezondheid eist dat er een goede zwemgelegen- heid is die tegen voor een ieder te betalen entreeprijs toegankelijk is. Daarvoor is het nodig dat de gemeente regelend optreedt. Hij vindt het ook niet dwaas of in strijd met het principe dat de gemeente voor het vaststellen van een huurbedrag een inzicht heeft in de exploitatie van deze zwemgelegenheid. De overheid moet toch zakelijk handelen. Door een huur te berekenen die lager is dan de kostprijs van de gemeente wordt een subsidie verleend, die uiteindelijk in een winst door de ex ploitant wordt omgezet. Indien men tarieven gaat stellen, die de draagkracht van de ingezete nen te boven gaat, dan is het moment aangebroken dat de overheid zich hiermede moet gaan bemoeien. Wethouder STUBENROUCH zegt, dat burgemeester en wethouders bij de bestudering van de huurprijsvaststelling zich hebben afgevraagd of het tot nu toe gevolgde systeem juist is geweest. Een ander systeem wat men veel toegepast ziet bij de verhuur van grote sportstadions is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 206