224 12 MAART 1958 Zo ja, wat doet deze dienst met deze helling. Er is maar een boot en die wordt gehuurd. Wethouder JONGBLOED antwoordt, dat steeds als er iets gebouwd wordt, er iets is dat te duur blijkt. Dit is ook van toepassing op de aanleg van het gehele industrieterrein. Er zijn niet veel liefhebbers voor het industrieterrein. De gemeente moet echter vóór blijven en in dit licht moet de aanleg van de haven met voldoende outillage worden gezien. Een bedrijf, dat aan de haven wil grenzen en behoefte heeft aan een loswal moet nu zelf de kosten fourneren. De aanleg van een damwand is nodig voor schepen die wel aan de wal komen doch geen behoefte hebben aan een los- en laadplaats. Het bezwaar van de heer Vermeulen richt zich tegen de mogelijkheid, dat als alles vlot verlopen was, de gemeente met een dure loswal zou zitten, die zijn geld niet zou op brengen. De zaak is, dat de loswal niet is aangelegd en dat het nu beter blijkt de terreinen te verkopen zonder loswal, waarbij de kopers zelf tot aanleg overgaan. Dit is weer eens een waarschuwing om alle plannen op hun merites te toetsen. De boothelling is gelegen naast het terrein van openbare werken en niet voor deze dienst bestemd. De woorden „genoemd bedrijf" zijn ten onrechte opgenomen en slaan kennelijk op een bedrijf dat aldaar kan worden uitgeoefend ten behoeve van pleziervaartuigen. De VOORZITTER zegt, dat het voorstel niet duidelijk is. Het is in ieder geval niet de bedoeling, dat openbare werken de boothelling gaat exploiteren zonder goedkeuring van de raad. De heer VERMEULEN is het met de wethouder eens, dat burge meester en wethouders bijtijds hun oorspronkelijk voorstel hebben ge wijzigd. Ook is spreker het met de wethouder eens, dat men van te voren niet kan zeggen of een uitgave rendabel of onrendabel zal zijn. De vraag is echter of de overheid oorspronkelijk niet verder ging dan nodig was. De ophoging is nodig, doch de aanleg van een loswal behoeft niet per sé te geschieden. De raad heeft door op voorhand tot iets te besluiten onnodig ingegrepen in de vrijheid van degenen, die zich op het industrieterrein willen vestigen. De gemeente zou hier 600.000, kwijt zijn geweest. Het is goed hieruit lering te trekken. Wethouder JONGBLOED antwoordt, dat de standpunten van de heer Vermeulen en spreker niet veel verschillen. Oorspronkelijk dachten bur gemeester en wethouders dat het beter was alles te maken, nu blijkt daaraan geen behoefte te bestaan, doch alleen aan een beschoeiing. Spreker gelooft niet, dat al zou het krediet zijn goedgekeurd, het werk zou zijn uitgevoerd. Spreker moet toegeven, dat het beter ware geweest een slag om de arm te houden. Hierna wordt het voorstel aangenomen. 16. Verkorting kermisduur. Mejuffrouw t' SAS zegt, dat de raad is benaderd via diverse requester) door de kermisexploitanten. Spreekster vraagt of er vóór dit voorstel contact is opgenomen met de bonden. Indien dit niet is gebeurd, dan acht spreekster het beter het voorstel aan te houden. De heer VAN BOXTEL zegt, dat het nu gaat om verkorting van twee kermissen nl. die van Breda en van Ginneken. Er zijn naar aanleiding van het voorstel van burgemeester en wethouders verschillende bezwaar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 224