254 16 APRIL 1958 Vraag. De heer BRINKERHOF zegt, dat hij antwoord gekregen heeft op de vraag over de verlichting van de Valkenierslaan. Deze vraag is door hem niet gesteld. Het antwoord heeft spreker betreurd, omdat de verlichting erbarmelijk slecht is. De bestedingsbeperking is echter de oorzaak dat er geen andere verlichting kan worden aangebracht. Spreker vraagt echter de lichtsterkte van de lichtpunten te verhogen. Dit kan geschieden zonder in strijd te komen met de voorschriften van de be stedingsbeperking. Antwoord. In de Valkenierslaan ter plaatse waar de rioleringswerken gereed zijn, worden de bestaande overspanningen gereviseerd. Zoals vragensteller mogelijk zal hebben bemerkt, worden daarbij tevens de voormalige armaturen met één gloeilamp vervangen door elders vrijgekomen armaturen met twee lampen. De lichtstroom per armatuur wordt daardoor verdubbeld en bij defect raken van één der twee lampen, blijft de andere doorbranden, waardoor geen totale duisternis ontstaat. Vraag. De heer VERSCHUREN vraagt de aandacht van burgemees ter en wethouders voor het onderhoud en de verbetering van de water lopen in de buitenwijken. Er zijn vorig jaar veel metingen verricht om de afwatering te verbeteren. Dé afwatering is echter nog erg slecht. Antwoord. De waterlopen in de buitenwijken zijn in 1957 normaal geschouwd. Dit gebeurt ook in 1958 weer. Wat betreft de verbetering van de schouwsloten is aan de Ned. Heide Mij. opdracht gegeven om een plan uit te werken. Dit plan is inmiddels ontvangen en wordt bestudeerd. Vraag. De heer KRAMERS verzoekt burgemeester en wethouders rekening te houden met de wensen van de winkeliers op de Grote Markt en aan de kermisexploitanten voor te schrijven de tenten in den vervolge met de ruggen naar elkaar te plaatsen en met het front naar het trottoir. Antwoord. Reeds enkele malen, laatstelijk in 1952, werd een proef genomen met een opstelling der kermisinrichtingen met het front naai de huizen gekeerd. Steeds is dit experiment op een volledige mislukking uitgelopen en moest op grond van de opgedane ervaringen, in het daar opvolgend jaar de oude toestand worden hersteld. Opstelling van de kramen met de ruggen naar elkaar brengt een splitsing van de linker- en de rechterzijde van de Grote Markt, door het ontstaan van een „dood" middenstuk van 10 meter breedte. De zijde Ridderstraat/Kerkplein is geheel afgescheiden van de doorstroming van het publiek, dat zich via de Halstraat tussen beide kermisterreinen beweegt, en blijkt volledig buiten de belangstelling te liggen en is ook vrijwel niet te verpachten. Op de hier en elders onbezette plaatsen en ook op de vier grote hoek punten zijn de achter- en zijvlakken der kramen storend voor het kennis beeld en krijgt het geheel een rommelige aanblik, die de sfeer en de gezelligheid mist, zo kenmerkend bij een wandelgang tussen de naar elkaar opgestelde fronten der inrichtingen. Bij de huidige opstelling wordt terdege met de wensen der gevestigde zaken rekening gehouden door zoveel mogelijk afwisselend gesloten en ronde, open inrichtingen te plaatsen en ruime doorgangen te laten, waartussen het publiek zich op verschillende punten naar de diverse zaken kan begeven en waardoor deze zaken zo min mogelijk aan het oog worden onttrokken. Aangezien overduidelijk in het verleden is gebleken dat de voorgestelde wijziging in de opstelling onbevredigend moest worden genoemd en de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 254