16 APRIL 1958
267
moeten komen. Spreker heeft meer het oog op algemene rapporten,
waarin bepaalde adviezen worden gegeven. Als de raad daarvan inzage
kan nemen ontstaat bij hem ook beter inzicht en zouden ook bij de raad
initiatiefvoorstellen kunnen groeien. De rapportering kan ook belangrijk
zijn bij de hantering van het budgetrecht van de raad; de uitvoering ligt
bij burgemeester en wethouders en daaromtrent kunnen verschillen van
opvatting bestaan. De raad zou daarom dezelfde voorlichting moeten
hebben als burgemeester en wethouders.
Spreker verwacht dus rapportering over de grotere zaken, onder res
trictie ten aanzien van persoonlijke aangelegenheden.
Zoals de voorzitter een en ander heeft geformuleerd, gelooft spreker
het over deze zaak wel eens te kunnen zijn.
De heer VAN BOXTEL vraagt of het onderhavige besluit alleen het
begrotingsjaar 1958 betreft of dat dit automatisch ook voor 1959 en
volgende jaren van toepassing is.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit niet automatisch gaat. De raad
kan deze zaak ieder jaar opnieuw beoordelen.
Wethouder ROMSOM zegt, dat het hier om een proef van een jaar
gaat. Van de resultaten zal het afhangen of de proef langer nodig is.
De VOORZITTER wil op hetgeen de heer Vermeulen in tweede in
stantie heeft gezegd nog even terugkomen ter voorkoming van mis
verstand. De taak van de deskundige is primair toezicht op de efficiency
van het gemeentelijk apparaat. De beslissingen van burgemeester en
wethouders in dit vlak liggen primair intern in de vergaderingen van
burgemeester en wethouders. Voorzover de adviezen tot raadsbesluiten
moeten leiden zullen deze aan de raad worden overgelegd. In de praktijk
zal de scheidslijn wel eens moeilijk te trekken zijn. Als beslissingen
van burgemeester en wethouders budgetaire gevolgen hebben ligt de
taak van de raad bij de beoordeling van begroting en rekening. Alsdan
kunnen steeds bepaalde vragen gesteld worden. Primair ligt de taak
verdeling in dit vlak parallel aan de normale tussen burgemeester en
wethouders en de raad.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
36. Uitbreiding van de kcopgelegenhcid in verband met de wereld
tentoonstelling in Brussel.
Wethouder MEIJS wil beginnen met de mededeling, dat dit stuk zo
laat ter tafel is gebracht, omdat het advies van de Kamer van Koop
handel vertraging heeft ondervonden. Deze kwestie moest geënquêteerd
worden. Over deze aangelegenheid is een bespreking geweest, waaruit
de volgende overeenkomst is geresulteerd. Omdat meerdere raadsleden
van dit stuk geen kennis hebben kunnen nemen leest spreker de inhoud
voor;
De ondergetekenden C. J. J. Vermeulen en M. K. H. C. van der
Grinten, vertegenwoordigende de Katholieke Middenstandsbond, het
Grootwinkelbedrijf en de Koninklijke Middenstandsbond, verklaren
met instemming van J. A. de Ries, vertegenwoordigende de Ned. Kath.
Bond van administratief, verkopend en verzekeringspersoneel „St. Fran-
ciscus van Assisië", de Nederlands Christelijke Beambtenbond en de
Algemene Bedrijfsbond „Mercurius", die ten bewijze van zijn instem
ming mede ondertekent dat bij invoering van een koopavond in de
periode, dat de wereldtentoonstelling te Brussel geopend is: