16 APRIL 1958 273 op de bespreking, omdat deze aanleiding kan zijn tot uitbreiding van het aantal aangeslotenen bij de CAO's. In verband met de opmerking van mejuffrouw Koppelaar zegt spre ker, dat men natuurlijk niet tot dwang over kan gaan. Iedereen is vrij om open te zijn of niet. De heer KRAMERS is door hetgeen verschillende sprekers hebben gezegd niet overtuigd. Men moet geen vergelijkingen treffen met andere plaatsen, maar naar de omstandigheden van de eigen plaats kijken. De wet biedt plaatselijke mogelijkheden. De consument telt ook mede; aan hem moet meer service worden geboden. Het antwoord van de wethou der op hetgeen spreker in eerste instantie heeft gezegd, zag hij liever meer geformuleerd in de sfeer van wederzijdse bereidwilligheid en min der met de mogelijkheid van een stok achter de deur. In de discussie is het woord „orangerie" gevallen. Spreker is daarvan een sterk voorstander. Dit is juist een goed voorbeeld voor de koop avond. Alle deelnemers hebben dan des avonds hun winkel open. De omzetten zijn niet gering. Men ziet vaders en moeders op de orangerie contacten leggen met de winkeliers. Het publiek is dan ook zeer gaarne bereid om te komen, ook uit de omliggende gemeenten. De heer VERMEULEN zegt, dat er in de discussie een zeer princi pieel punt naar voren is gekomen. De wethouder beweert, dat de werk nemers met een koopavond akkoord gaan. Spreker is in het bezit van een stuk, gedateerd 2 april 1958, waaruit duidelijk het afwijzend stand punt van de werknemersorganisaties blijkt. Hij heeft geen enkel bericht ontvangen, dat in dit standpunt wijziging is gebracht. De secretaris van de samenwerkende organisaties heeft spreker deze middag telefonisch nog medegedeeld, dat in hun standpunt nog geen wijziging was gekomen. Men was het alleen eens over de te volgen procedure in het geval er inderdaad een koopavond zou komen. Of deze secretaris heeft gelijk, öf het college heeft gelijk. Beide tegelijk kan niet. Hier is een onzuiverheid in de discussies, die er uit gehaald moet worden. De wethouder heeft medegedeeld, dat de V.V.V. initiatiefneemster is geweest. Spreker heeft in ander verband al eerder ervaring met deze organisatie opgedaan. Al wordt deze activiteit op prijs gesteld, deze is niet alleen zaligmakend. Het belang van de consument mag mede in deze zaak betrokken worden. Wat ligt er nu op tafel? Een enquête onder de werkgevers. De meer derheid van hen interesseert zich niet voor de koopavond. Van degenen, die antwoord gaven is de minderheid vóór, de meerderheid tegen. In het andere geval wordt uit deze uitslag een geheel andere conclusie getrokken dan bij de koopavond op vrijdag. Spreker kan voelen voor het argument van de zondagsrust, maar men moet niet laten uitkomen, dat de Kamer van Koophandel dienovereenkomstig heeft geadviseerd. Op de conclusies van de enquête onder de werkgevers is dus nog al wat aan te merken. De tweede groep, die afwijzend staat, is die der werk nemers. De derde groep is die der consumenten. Of deze groep het zal waarderen om op vrijdagavond te kopen ten koste van het achteruitzetten van een groep werknemers betwijfelt spreker. Verplaatsing van de verko pen van de zaterdagmiddag naar de vrijdagavond betekent slechts ver schuiving van de produktie. De heer Kramers heeft beweerd, dat de orangerie de kooplust stimuleert. De vraag is hoe dit uitvalt, gezien over een langere periode. Waar moet dan het geld vandaan komen? Eventueel kan men spaargelden aanspreken. Of dit nuttig is in deze tijd valt te betwijfelen. Is het de taak van de overheid om dit te bevorderen? Als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 273