276 16 APRIL 1958 Wethouder ROMSOM is aanwezig geweest bij de bespreking, welke vorige week vrijdag onder leiding van de voorzitter is gehouden. Een voorstel bleef onopgelost. Daaromtrent werd echter overeenstemming bereikt, zodat de overtuiging bestaat, dat men het unaniem eens is. De heer VERMEULEN zegt, dat we nog steeds in de mist zitten. Wethouder Romsom en wethouder Jongbloed gaan uit van de veronder stelling, dat er overeenstemming is. Spreker heeft contact gehad met de heer Lous; deze wist niets van overeenstemming. Hij vraagt nogmaals voorlezing van de bewuste overeenkomst. Spreker moet natuurlijk ver trouwen hebben in de mededelingen van burgemeester en wethouders, maar mochten deze niet juist zijn, dan voelt hij zich genoodzaakt in de volgende raadsvergadering een motie van wantrouwen aan de orde te stellen. Dc VOORZITTER verklaart, dat de mededeling van de wethouders juist is. In de vergadering onder zijn leiding gingen de bezwaren uit sluitend tegen de wijze van betaling der extra diensten. Nadat hierover globaal overeenstemming was bereikt, heeft spreker verzocht om een officiële verklaring van de werkgevers. De heer De Ries hechtte nog meer waarde aan een onderlinge verklaring. Zo is de vergadering uiteen gegaan. Als het college nu een verklaring als de onderhavige krijgt, neemt het te goeder trouw aan, dat er overeenstemming is. Misverstand blijft mogelijk. In een volgende vergadering kan het college niets anders vertellen dan nu. De bewuste bespreking met burgemeester en wethou ders was er niet een om een akkoord te bereiken. Het college wilde de standpunten kennen. De bespreking achteraf leidde er toe, dat partijen het eens werden. De heer De Ries is de landelijk vrijgestelde van één der organisaties. Het college had de organisaties uitgenodigd en zij hebben de heer De Ries afgevaardigd. Hef college heeft er geen schuld aan als er aan raadsleden andersluidende informaties worden verstrekt. De heer Vermeulen kan hoogstens met een motie van wantrouwen ko men als het college leugens heeft verteld. Uit de aantekeningen, die tijdens de vergadering met betrokkenen zijn gemaakt, is niets anders gebleken dan wat het college heeft ver klaard. Spreker zegt, dat niet moet worden onderschat het belang van de spreiding van de koopgelegenheid. Er wordt hierbij vooral aan de werk- nemende bevolking gedacht. Men constateert nu op de zaterdagmidda gen een sterke condensatie van de verkoopmogelijkheden. In zekere zin is er de mogelijkheid van een precedent voor de permanente koopavond. Nu is er een mooie gelegenheid voor een proef van een half jaar. Dit zijn dus 25 koopavonden. Veel minder kan men niet doen. In de CAO wordt uitdrukkelijk over de koopavond gesproken. De klok wordt dus niet terug gezet. Bij het afwegen van de belangen voor de Bredase gemeenschap moet men met alle facetten rekening houden. Tenslotte heeft spreker met genoegen gehoord, dat de heer Vermeulen gesteld heeft, dat de discussie in de raad er is om elkanders standpunt te vernemen en zo mogelijk hiermede rekening te houden. De heer KOOLS is niet zeker van de toestemming van de werkne mersorganisaties. Hij verzoekt het voorstel aan te houden. Hij wil een verklaring zwart op wit, waaruit het standpunt van de organisaties duidelijk blijkt. Uit de stukken is het niet te lezen. Het stuk ware een maand aan te houden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 276