7 MEI 1958 293 dat de strijd tegen de koopavonden onverminderd voortduurt. Zegt dit het college niets meer? Ik geloof, dat men met dergelijke zaken niet zou moeten aankomen bij de mijnwerkersbonden, metaalbewer kersbonden en bouwvakarbeidersbond. Het heeft de schijn, dat ge bruik gemaakt wordt van de zwakke sociale positie van bet winkel personeel. In Uw overwegingen hadden moeten gelden de opvattin-, gen van het winkelpersoneel. 2. Zijn de consumenten er vóór? Hiervan is niets gebleken in Breda! Geen enkele reactie heb ik vernomen. De koopavond leeft niet in Breda. Heeft het Vrouwengilde al gereageerd? 3. Het bedrijfsleven! Heeft de enquête onder het bedrijfsleven zo over wegend aangetoond het belang van een koopavond? Integendeel! Er waren 162 bedrijven voor en 263 tegen een koopavond. Al bij al staat voor mij overduidelijk vast, dat er veel meer argumenten tegen dan vóór een koopavond zijn. Ik kan dan ook mijn stem niet geven aan het preadvies. Vervolgens is het advies ingewonnen van de kamer van koophandel en U doet het voorkomen, dat ook de werknemers in die kamer vóór een koopavond zouden zijn. U zet dat zo prachtig tussen haakjes. De volledige kamer heeft niet geadviseerd. Slechts enkele mensen van de kamer hebben geadviseerd. Dit advies komt dan voor mij op zeer losse schroeven te staan. Voorts geeft U naast het advies nog enkele zakelijke argumenten, die pleiten voor een koopavond. Bij de bestudering van de stukken is mij gebleken, dat U letterlijk die argumenten gebruikt hebt uit de winkel sluitingswet die pleiten vóór een koopavond. Ik kan er even zoveel tegenover zetten. In werknemerskringen vreest men, dat, ook al zijn de belangen van het winkelpersoneel veilig gesteld in de hierboven ge noemde werktijdenbesluiten, latere openstelling van de winkels onver mijdelijk tot latere arbeid van het personeel zal leiden, hetgeen veelal zal strekken tot nadeel van het gezinsleven en bemoeilijking van het deelnemen aan het sociaal en cultureel leven. Tenslotte wil ik nog een lans breken voor het jeugdig personeel. Verreweg het meeste personeel bestaat uit jeugdige personen. Zij moeten toch al een vrije zaterdagmiddag missen. En nu nog eens extra werken tot 9 uur op vrijdagavond is zeker niet bevorderlijk voor de ontplooiing van hun jeugdleven. De heer VAN BOXTEL zegt het volgende: Het nieuwe preadvies, dat thans m.b.t. de uitbreiding van de koop gelegenheid aan ons wordt voorgelegd, is voor zover dat het predicaat „nieuw" betreft slechts zeer betrekkelijk. Vooropgesteld mag worden dat de argumentatie welke thans ter ver dediging van het standpunt van Uw college wordt aangevoerd minder rommelig is dan de vorige maal het geval was. De schijnbare originaliteit welke bij eerste lezing van Uw voorstel wordt gesuggereerd wordt echter goeddeels weggenomen, wanneer men de winkelsluitingswet 1951 open slaat en naleest. Nagenoeg alle door U aangevoerde argumenten vindt men daarin terug, uitgezonderd een enkel dat echter eerder het pread vies verzwakt dan versterkt vanwege de geforceerde manier waarop het er is ingebracht. Ik wil vooropstellen dat ik het op zich niet onjuist vind, wanneer U zich thans baseert op het standpunt dat de wetgever innam hij de samen stelling van de wet in 1951, mits dit niet in de weg staat aan de moge lijkheid dat aan de prudentie van ieder raadslid afzonderlijk wordt over gelaten in zijn of haar overwegingen meer facetten te betrekken dan deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 293