7 MEI 1958 299
akkoord is m.i. van nul en gener waarde, omdat uit een bericht in de pers
blijkt, dat de extra uren gemaakt op vrijdagavond op een ander tijdstip
vrij gegeven zullen worden, indien door deze extra uren meer gewerkt
zal worden dan 48 uur. Waar blijft dan de op de vorige bespreking met
zoveel ophef gedane mededeling van een extra verdienste voor de werk
nemers? Bepaald misleidend in Uw preadvies is de mededeling als zou
het advies van de kamer van koophandel uitgebracht zijn mede namens
de werknemers, die in de kamer van koophandel vertegenwoordigd zijn.
Ben ik goed ingelicht, dan is het advies uitgebracht door een commissie
waarin geen werknemers vertegenwoordigd waren. Het horen van an
dere instanties of organisaties heeft de wetgever de raad niet voorge
schreven, maar dit houdt niet in, dat het niet is toegestaan. De wetgever
is m.i. hiervan uitgegaan, dat in een geval als het onderhavige niet alleen
de belangen van de werkgever maar ook die van de werknemer een
belangrijke rol spelen en daarom vind ik het verkeerd om hier alleen het
economisch aspect te laten meespreken.
Verder wordt gesproken over het bedrijfsleven, dat prijs stelt op een
koopavond. Om hier te spreken over het bedrijfsleven, vind ik, op zijn
zachtst uitgedrukt, erg overdreven, gezien de uitslag van de enquête
van de kamer van koophandel en van bezwaren, welke mij zijn mede
gedeeld door een zegsman uit het centrum van de stad, dat vele winke
liers niets voelen voor een koopavond. Zie ook het ingezonden stuk in
„De Stem" van jl. zaterdag. Verder spreekt U over het zgn. „long
weekend" van vreemdelingen. Voor hen, die met een zgn. long-weekend
komen zijn er voldoende andere tijden om hun zgn. inkopen te doen.
Al met al, mijnheer de voorzitter, zie ik het nut en de noodzaak van een
koopavond niet in en zal daarom Uw voorstel niet kunnen steunen.
Ik dank U.
De heer VAN DEN EEDEN kan zich aansluiten bij het eerste ge
deelte van het betoog van de heer Kools. Spreker heeft destijds voor
gestemd, omdat hij zich heeft laten leiden door de mededelingen van
het college van burgemeester en wethouders, dat naar zijn mening zeker
te goeder trouw is geweest. Nu is de zaak in een ander daglicht komen
te staan. Hij kan zich met de vorige sprekers volledig verenigen. Eén
facet van de zaak is echter nog niet aan de orde gesteld. De moties van
de samenwerkende organisaties hebben duidelijk gesteld, dat zij tegen
de koopavond zijn. Er is nu een klein gedeelte van het bedrijfsleven,
dat vóór een koopavond is, terwijl aan de andere kant het gehele winkel
personeel er tegen is. Dit brengt spanningen in het bedrijfsleven mede.
Bij de spoorwegen en bij de bouwbedrijven heersen al spanningen.
Aanneming van het voorstel geeft in Breda t.a.v. het winkelbedrijf ver
storing van de arbeidsvrede en de arbeidsrust. Spreker is daarom tegen
het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer KRAMERS heeft de indruk, dat het debat niet in de juiste
richting gaat. Hij was voornemens om niet te spreken; gezien de debatten
voelt hij er zich thans wel toe gedrongen.
De heer Kroon heeft gezegd, dat alleen de grootwinkelbedrijven voor
de koopavond zijn en dat de kleine winkeliers er niets voor voelen,
alsmede dat de winkelbedienden er positief tegen zijn. Er wordt volgens
spreker echter met twee maten gemeten. De organisaties van de winkel
bedienden zijn er tegen, dus redeneert men, alle winkelbedienden zijn
tegen een koopavond. Een enquête heeft uitgewezen dat de winkel
bedrijven vóór een koopavond zijn, neen redeneert men, dit is maar een
gedeelte van de winkeliers.
De winkelbedienden staan afwijzend. Dat kan spreker wel begrijpen.
Niet iedereen werkt graag langer. Er is een kleine angst, dat men niet