7 MEI 1958 301
van de kamer van koophandel niet tot de bevoegdheid van de raad
behoort.
De belangen van beide partijen gehoord en afgewogen hebbende, zal
spreekster vóór het preadvies stemmen, temeer nog omdat de koopavond
als proef is bedoeld.
De heer COSIJN zegt, dat het verzoek om een koopavond in te stellen
gedaan is door de Kath. Middenstandsbond namens de contactcommissie
van het grootwinkelbedrijf en de Koninklijke Middenstandsbond. Dit
verzoek zal zeer zeker niet op losse schroeven staan. Wanneer de winkel
bedrijven besluiten een koopavond in te stellen, zullen zij er ook zeker
van overtuigd zijn, dat de zaken opengesteld kunnen worden. Zij zullen
dus zeker met het personeel overleg hebben gepleegd. Of een koopavond
door de consumenten op prijs wordt gesteld, kan men in een stad van
meer dan 100.000 inwoners niet beoordelen uit de stemmen van enkelen;
zij vertegenwoordigen niet de gehele bevolking. De winkelsluitingswet
verzet zich niet tegen een koopavond. Gezien de Expo te Brussel worden
te Breda vooral in het week-end veel vreemdelingen verwacht. Zo'n
koopavond kan het aanzien van de stad verhogen. Hij kan er niet meer
over zeggen en zal vóór het preadvies stemmen.
De heer VAN GISBERGEN heeft vernomen, dat men beangst is, dat
de sociale belangen van de werknemers in het gedrang zullen komen.
Tussen de werkgevers en de werknemers zijn op een goed niveau ver
schillende besprekingen gevoerd. De zaak is van alle kanten bekeken.
In principe waren de werknemersorganisaties tegen een koopavond.
Zou er echter toch een koopavond komen, dan zouden zij de belangen
veilig gesteld willen zien. Deze belangen zijn nu veilig gesteld. In de
c.a.o. staat dat overwerk moet worden uitbetaald. Overuren buiten de
normale werktijd zullen dus ook als overwerk worden beloond. Werk
nemers die niet onder de c.a.o. vallen krijgen dezelfde rechten. Spreker
vindt het jammer, dat de raadsleden zo weinig vertrouwen in de midden
stand hebben. Hij kan niet begrijpen, dat gezegd is, dat heel Nederland
tegen een koopavond is. In de c.a.o. wordt de koopavond toch vermeld.
De heer Kroon heeft gezegd, dat een koopavond niet van belang is
voor de kleine winkeliers. Spreker vindt echter dat het voor hen van
heel groot belang is. Immers zij werken zonder personeel, zodat zij de
vruchten in eigen zak steken.
Het ingezonden stuk zegt niets. Dat kan van iedereen zijn, daar moet
niet op worden ingegaan. Hij is vóór het voorstel van burgemeester en
wethouders.
De heer LAUWERIJSSEN zegt, dat het bedrijfsleven op de vraag of
de consument behoefte heeft aan een koopavond, voldoende antwoord
heeft gegeven. Het bedrijfsleven geeft immers de marktverhoudingen
aan. Als de consument behoefte heeft aan een koopavond, dan komt het
bedrijfsleven vanzelf met een verzoek. Men zou dus gerust kunnen stel
len, dat de consumenten voor een koopavond zijn. Hij zal vóór het
voorstel van burgemeester en wethouders stemmen.
Mejuffrouw KOPPELAAR zegt met belangstelling naar de diverse
sprekers te hebben geluisterd. Er is gezegd, dat het jammer is dat o.m.
het vrouwengilde niet gereageerd heeft. Zij deelt echter mede, dat in
een vergadering van het vrouwengilde de aangelegenheid tot het in
stellen van een koopavond ter sprake is gekomen. Het was een druk
bezochte vergadering. In deze vergadering waren echter de aanwezige
middenstandsdames tegen een koopavond. Er bestond een geringe be
langstelling voor deze materie. Er was vast geen hoera-stemming voor
de invoering van een koopavond.