7 MEI 1958 303 nuchtere zakelijke argumenten aanwezig, die het nut van een koopavond voor onze stad kunnen waarmaken. Men kan daarvoor noemen het sociaal psychologisch belang voor de verlevendiging van het avondlijke stadsbeeld en de intensivering van het openbare lokale gemeenschaps leven. Men kan daarvoor ook noemen de voortreffelijke individueel psycho logische werking van het winkelen door man en vrouw tezamen, wat de opgewekte huwelijks- en gezinsverhoudingen ten goede komt. Men kan op de voorgrond plaatsen het grof zakelijke argument van de opvoering van de arbeidsproduktiviteit. Een opvoering, die welkom is in een tijd van economische recessie. En wanneer dan gesteld wordt, zoals in de vorige vergadering van de raad is gedaan, dat wij toch kwalijk in een tijd van economische teruggang de consument kunnen gaan aan sporen om meer te gaan kopen, dan voel ik sterk neiging om die zegsman gelijk te geven, doch dan stel ik daar tegenover, dat wij hebben op te komen voor de belangen van de inwoners onzer stad en ook voor de belangen van de bedrijven onzer gemeente. Wanneer wij er op uit zijn kopers gelegenheid te bieden van buiten de gemeentegrenzen en zelfs ver buiten de landsgrenzen bij avond hier hun inkopen te doen, dan kunnen wij de arbeidsproduktiviteit in onze stad opvoeren of anders gesteld de vermindering tegenhouden, zonder dat daaraan inhaerent is consumptie-opvoering van onze stadsbewoners. Het moment om tot invoering van een koopavond, bij wijze van proef, over te gaan kan niet beter gekozen worden nu de doortocht van vreem delingen door onze stad in verband met de Expo Brussel een hoogtepunt zal bereiken. Laten wij de gelegenheid benutten: nu of nooit. Mijnheer de voorzitter, ik zeg misschien meer dan nodig is, als nadere toelichting op het voorstel, maar mogelijk zeg ik er nog te weinig over. In ieder geval gevoel ik mij gedrongen om te bevorderen, dat onze stad, de levendigheid krijgt, die zij heet te bezitten. Laat ik tot slot zeggen, dat men de winkelier niet de mogelijkheid moet onthouden, die de wetgever nadrukkelijk voor hem heeft open gehouden. Het belang van de middenstanders is tevens het belang van onze in dustrie en deze belangen tezamen resulteren in een belang voor iedere inwoner. De uren, waarop door de werknemers ingevolge de winkelsluitingswet, arbeid gepresteerd zal worden, zijn in aantal 48 (sommige 47%). Aan deze 48 uren wordt niet getornd. De winkelsluitingswet staat los van de arbeidswet. De arbeidsinspectie geeft geen vergunning dit aantal van 48 uur te overschrijden, zodat de extra uren van vrijdagavond gecompen seerd moeten worden door vrije uren. Er is nog gesproken over arbeidsvrede. Dit acht ik van weinig impor tantie. Ik kan me niet indenken, dat door het invoeren van een koop avond de arbeidsvrede in het gedrang zou komen; deze argumenten zijn erg ver gezocht. De heer Kroon heeft gezegd, dat een koopavond alleen voor het grootwinkelbedrijf van belang is. Ik geloof, dat dit maar een veronder stelling is. Het grootste bedrijf speelt hier niet mee. Indien zij er een groot belang in zouden zien, dan zouden zij dit wel doorzetten. Voorts is gezegd, dat het college van burgemeester en wethouders zich met betrekking tot de sociale kant van het geval er zich gemakkelijk vanaf heeft gemaakt. Ik wil hier alleen opmerken, dat het sociale aspect elders is geregeld en dat deze materie niet tot de competentie van de raad behoort. Ik heb het reeds terloops gezegd, dat de raad buiten het advies van de kamer van koophandel moet blijven. De kamer van koop handel heeft als zodanig een advies uitgebracht. De raad heeft niet het recht te stellen, dat dit advies door een bepaalde groep van de kamer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 303