304 7 MEI 1958
van koophandel zou zijn uitgebracht. Het is niet aan de raad om daar
over te discussiëren.
De winkelsluitingswet staat op stapel om herzien te worden. Deze
wijziging zal echter geen noemenswaardige verandering brengen met
betrekking tot hetgeen nu aan de orde is gesteld.
Overigens zou ik de raad willen vragen niet 's avonds, maar steeds
's middags te vergaderen, dit in verband met de avondwerkzaamheden
van notuleurs en pers.
De VOORZITTER drukt zijn spijt uit over de uitlating van de heer
Kools waar deze zegt, dat het eerste preadvies van burgemeester en
wethouders misleidend is geweest. Als burgemeester en wethouders van
de kamer van koophandel een officiële ondertekende brief hebben ont
vangen, dan kan hier volgens spreker van een misleiding geen sprake
zijn.
De heer KOOLS wil zijn woorden gaarne intrekken.
De heer VERMEULEN zegt, dat door de wethouder naar voren is
gebracht, dat opmerkingen gemaakt zijn, die in de tweede kamer thuis
horen. Dat kan best zijn. Doch hij heeft niets anders gedaan dan de wet
geciteerd in zijn wordingsgeschiedenis. Dit kan hij alleen uit de kamer
verslagen halen. Hij vindt het jammer, dat door het college van burge
meester en wethouders los van alle emotionele kwesties hier niet
op gereageerd is. Een van zijn staatsrechtelijke bezwaren is dus, dat de
raad gaat besluiten op grond van een advies van de kamer van koop
handel, wat eigenlijk geen advies van de kamer van koophandel is. De
wet heeft niet voor niets geëist, dat de kamer van koophandel moet zijn
samengesteld uit het bedrijfsleven in zijn ruimste zin, dus zowel uit
werkgevers, werknemers, als consumenten. Het valt spreker van burge
meester en wethouders tegen, dat zij zeggen dat een goed advies van
de kamer van koophandel is ontvangen omdat het ondertekend is door
de voorzitter en secretaris. Het ontvangen advies is echter geen advies
van de kamer. Hij hoopt, dat burgemeester en wethouders de wet zullen
toepassen. Hij handhaaft zijn staatsrechtelijk bezwaar.
Het advies is nl. uitgebracht door de commissie uitverkopen en
winkelsluitingswet van de kamer van koophandel. Volgens het jaarverslag
1956 van de kamer heeft in deze commissie slechts één Bredanaar zitting
t.w. de heer Tigchelaar; de rest van de leden woont buiten Breda. Deze
commissie is derhalve niet bij uitstek geschikt voor deze zo zuiver
Bredase aangelegenheid.
De VOORZITTER merkt op, dat dit punt van belang is. Het ge
meentebestuur past de winkelsluitingswet toe en hoort de kamer van
koophandel. Van de kamer van koophandel wordt nu een officieel on
dertekend schrijven ontvangen. Burgemeester en wethouders mogen dit
niet anders zien dan als een officieel stuk van de kamer van koophandel.
De interne werkverdeling raakt hoogstens de kamer van koophandel zelf.
Speker weigert in de raad een discussie toe te staan over de interne
werkverdeling van de kamer van koophandel.
Bovendien is er geen inzicht in de werkverdeling van de kamer van
koophandel. Er is een officieel stuk van de kamer van koophandel ont
vangen; alles is dus staatsrechtelijk voor burgemeester en wethouders
volkomen in orde.
De heer VERMEULEN ziet dit anders. De raadsleden moeten een
besluit nemen op een advies van de kamer van koophandel. Er is een
brief van de kamer van koophandel, getekend door de voorzitter en
secretaris. Alles is dus formeel volkomen gedekt. Als nu tijdens de dis
cussies vernomen wordt, dat een nieuw element naar voren is gekomen,