7 MEI 1958
307
een grondig advies ten aanzien van het standpunt van het bedrijfsleven
te kunnen geven. Wat er ook van wordt gezegd, het komt allemaal op
hetzelfde neer. Spreker blijft positief in volle overtuiging tegen het voor
stel.
Mejuffrouw t' SAS zegt, dat het hier om een grote groep werknemers
gaat. Het is dus wel zaak, dat de sociale zijde die aan deze materie
vastzit, zeker wordt gesteld. Deze is nu echter niet unaniem veilig gesteld.
De arbeidsinspectie zegt op haar beurt, dat voor overuren compensatie
door vrije uren moet worden gegeven. Naar haar mening dient de leven
digheid in de stad op andere wijze te worden bevorderd.
Mevrouw VAN MIERLO heeft over de tweede enquête niet gesproken,
omdat zij meende dat dit thans niet terzake was.
De heer KROON zegt, dat de wethouder ook hem niet heeft kunnen
overtuigen. De sociale kwestie is terzijde gesteld. Volgens zijn mening
is het in de sector van het bedrijfsleven juist de sociale kant die mee
moet spreken. De heer Kramers heeft gezegd, dat met 2 maten wordt
gemeten. Ten aanzien hiervan wil hij opmerken, dat dit niet zo is.
Rij de winkelbedienden heeft niet alleen het bestuur van de organisaties
zijn standpunt kenbaar gemaakt, maar er zijn in vergaderingen door de
winkelbedienden ook moties aangenomen. Van de winkeliers zijn evenwel
suggesties en voorstellen die met elkaar in tegenspraak zijn. De winkel
bedienden zijn nu eenmaal unaniem tegen een koopavond. De heer
Kramers heeft verder gezegd, dat de bedienden toch betaald worden,
en velen graag iets bij willen verdienen. Volgens spreker is het echter
daar niet alleen mee goed te maken. De sociale belangen zijn van de
eerste orde. Vele bedienden volgen de handelsavondschool of school
voor de detailhandel. Zowel voor de verdere ontwikkeling als voor de
ontspanning is de koopavond voor het personeel een nadeel.
Wethouder MEIJS meent, dat hij kan stellen, dat de heer Vermeulen
te weinig van een bepaald middenstandsbedrijf gebruik maakt; hij zou
hem nl. naar een pedicure willen zenden. Spreker meent, dat hij de heer
Vermeulen toch wel te vlug op diens eksteroog heeft getrapt. Met „nu
of nooit" heeft hij niets anders bedoeld dan te zeggen, dat nu de om
standigheden gunstig zijn, de raad tot een koopavond moet besluiten,
anders behoeft het eigenlijk nooit gedaan te worden. Dat de V.V.V.
adviseert is een gelukkige omstandigheid. Deze vereniging heeft vele
lofwaardige initiatieven. Spreker hoopt, dat zij met voorstellen blijft ko
men. Hij is het eens met de opmerking, dat de belangen van de centrum
winkeliers en van de winkeliers in de buitenwijken, niet dezelfde zijn.
In de buitenwijken is echter bij de winkeliers nog altijd wel een deur
die opengaat, wat ook in de kleine buitengemeenten geschiedt. Dit is
zeker tegen de wet in, doch zo heel erg kan men het hen ook niet
kwalijk nemen, ofschoon spreker het niet zou doen. Men zou hier dan
van een soort concurrentie kunnen spreken.
Inderdaad heeft de minister verdedigd om de mogelijkheid van een
koopavond open te houden, zelfs als de middenstand er geen voordeel
van zou hebben. Het ging dus om de consumenten. Spreker wil dit ook
doen. De belangen van de middenstand kunnen in iedere plaats anders
liggen. Het gaat erom, dat door de invoering van een koopavond reke
ning wordt gehouden met het feit, dat alle belangen van de partijen
worden nageleefd.
Het is op zichzelf niet erg, indien men de sociale kwesties er in betrekt.
Doch men moet de sociale kwestie niet zwaarder laten wegen dan zij is;
we moeten het alleen zien in de zwaarte die het heeft. Het gaat alleen