15 JANUARI 1958
31
In de financiële opzet van het project is met een risicopost van
12 rekening gehouden. Het bedrag van 315.000,blijft daar
binnen, zodat geen huurverhoging behoeft te worden toegepast. Hoe
de huren zullen worden kan spreker nog niet mededelen. De eind
afrekening met het rijk moet nog plaats vinden.
De heer BASTIAANSEN merkt op, dat de aannemer recht heeft
op 362.355,44, doch dat deze met 315.000,genoegen neemt. Hij
zou gaarne de reden weten van dit royale gebaar.
De heer MOL heeft zich ook afgevraagd hoe het mogelijk is, dat
de aannemer een bedrag van 47.000,heeft kunnen laten vallen.
Ook hij vraagt hoe dit eigenlijk in elkaar zit.
De heer KOOLS zegt, dat in het voorstel staat, dat bij de raming
der stichtingskosten van dit complex geen bedrag voor de risico
verrekening is geraamd; de wethouder heeft daarentegen medege
deeld dat wel een risico-post is opgenomen.
Volgens Mej. KOPPELAAR zouden dan de huurders weer wel de
dupe worden. Zij weet niet hoe het nu precies zit.
De heer VERMEULEN zegt, dat men bij de beoordeling af moet
zien van de concrete situatie. Men is exact gaan vaststellen wat
berekend mocht worden. Men moet in deze het beleid van de centrale
overheid als het enige juiste beleid aannemen. Wat het rijk heeft
gevraagd, had de raad ook aan burgemeester en wethouders kunnen
vragen; nl. toon maar eens aan dat het werkelijk zo is. De procedure
is juist gevolgd.
Wethouder JONGBLOED kan er niet veel meer over zeggen. De
mededeling in het voorstel, dat bij de raming der stichtingskosten
geen bedrag voor risicoverrekening is geraamd is juist. Voor de
huurberekening daarentegen is wel met een correctiefactor van
12 rekening gehouden. Dat de aannemer genoegen nam met
315.000,in plaats van 362.355,44 zit enkel en alleen in de om
standigheden. De fa. Zeebregts wilde er van af. Dat was deze firma
wel wat waard. Of het bedrag direct beschikbaar kan worden gesteld
aan de aannmer is nog de vraag. De gemeente stelt het zeer op prijs
om met de aannemer op vriendschappelijke wijze samen te werken.
Spreker meent, dat het waar is wat de heer Vermeulen heeft ge
zegd. Als burgemeester en wethouders hadden voorgesteld om een
krediet van 250.000,beschikbaar te stellen dan had de raad zeker
gevraagd om te bewijzen, dat dit nodig was.
De heer BASTIAANSEN merkt op, dat de afrekening vóór 15
januari 1958 moest plaats vinden. De wethouder heeft daarentegen
medegedeeld, dat het geld mogelijk nog niet direct betaald kan
worden.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat 15 januari inderdaad de laat
ste dag is. Indien de raad echter akkoord gaat met het voorstel, dan
valt er zeker met de fa. Zeebregts te praten.
Hierna wordt conform het voorstel besloten.
9. Krediet voor de riolerings- en bestratingswerken in het uit
breidingsplan „De Blauwe Kei".