372
16 JULI 1958
wethouders is. De verwarmingsinstallatie is pas 9 jaar oud, terwijl
zulk een installatie in het algemeen een veel langere levensduur
heeft. Het is onjuist zulk een bejaardentehuis te verwarmen door
middel van één ketel. Als er stukken komen, zitten de bewoners
dagen lang in de kou. Bij de aanleg is er kennelijk verkeerd ge
adviseerd. Een gietijzeren ketel is niet in twaalf jaar versleten. De
levensduur is zeker 20 jaar. Spreker wil in overweging geven eerst
eens na te gaan hoe het met de verantwoordelijkheid voor deze fout
is gesteld.
Mevrouw VAN MIERLO merkt op, dat het advies is gevraagd
van de firma, die de installatie aanlegt. Het komt spreekster beter
voor het advies te vragen van een andere deskundige. Zulk een
advies is uiteraard objectiever.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat het hier gaat om een complex,
dat niet van de gemeente, maar van een woningbouwvereniging is.
Reeds enige jaren geleden is deze verwarming ook ter sprake ge
weest. Het staat in ieder geval vast, dat deze verwarmingsinstal
latie onvoldoende is. Eén ketel slechts is gevaarlijk. Het is daarom
juist, wat de heer Mol gezegd heeft, dat het heel erg is, wanneer in
een bejaardentehuis de verwarming uitvalt. Toch raadt spreker de
raad aan het voorstel aan te nemen. De vraag rijst, of hieraan nog
iets gedaan kan worden. Deze vraag zal aan de woningbouwvereni
ging worden voorgelegd. Wie hier de schuld heeft is niet zeker.
Spreker betwijfelt de mogelijkheid van verhaal. Als men iets gaat
doen, dient men goede adviezen in te winnen. In dat verband voelt
spreker wel voor de mening van mevrouw Van Mierlo. Spreker zal
contact opnemen met de woningbouwvereniging over de vraag of
de schuld te achterhalen is en of er verhaal mogelijk is. Hij vraagt
echter de raad dit voorstel nu aan te nemen.
De heer MOL merkt op, dat hij het eens is met mevrouw Van
Mierlo. Men moet hier niet het advies vragen van de firma die de
verwarming heeft aangelegd. Spreker is van mening, dat eerst de
desbetreffende firma ter verantwoording moet worden geroepen en
dat dan de raad pas over dit voorstel dient te beslissen. Eerst moet
uitgemaakt worden of er schuld is en zo ja, wie hier de schuld treft.
De heer TOXOPEUS zegt, dat de kwestie nu wel moeilijk wordt.
De wethouder wil wel nagaan of er schuld is. Neemt de raad dit
voorstel intussen aan en de desbetreffende firma antwoordt, dat zij
niet van plan is iets te doen, dan zit men met de stukken. Kan niet
geprobeerd worden vóór de augustusvergadering een onderzoek in
te stellen, opdat de raad in die vergadering kan beslissen? Zo wordt
de woningbouwvereniging ook de pin op de neus gezet. De vraag
rijst, hoe dit allemaal gekomen is. Vast staat, dat het werk niet
goed gedaan is. Spreker wil het voorstel van de heer Mol steunen.
De heer BRINKERHOF meent, dat men in september pas met
het werk kan beginnen. Dan echter kan het al te koud zijn om
zonder verwarming te zitten.
Wethouder JONGBLOED zegt, dat hij de raad de illusie moet ont
nemen, dat het mogelijk is de architect of de aannemer aan te
spreken, nog afgezien van de vraag of er iemand verantwoordelijk
kan worden gesteld. De zaak kan geen uitstel lijden. De minister
moet nog een voorschot verlenen. Hiervoor zijn 1 of 2 maanden