378 16 JULI 1958 31a. Subsidie Brabantse Stichting voor beeldende kunst en edelambacht. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 31b. Subsidie stichting Nederlandse volksverhalen. De heer VAN BOXTEL heeft reeds in de subsidiecommissie de opmerking gemaakt, dat hij niet zo enthousiast is over het voorstel van burgemeester en wethouders. Spreker kan wel inzien, dat het verzamelen van volksverhalen een nuttige bezigheid is. Hij wil dit ook wel erkennen als een goed. Hij vraagt zich echter af, of de zaak dermate belangrijk is, dat Breda hieraan subsidie verleent. Spreker is bereid mee te doen aan een proef. Volgend jaar zal de raad dit opnieuw kunnen bezien. De raad zal dan een volgend verzoek uiter mate kritisch moeten kunnen bekijken. De heer TOXOPEUS wil van deze zaak wel wat meer weten. In het preadvies is sprake van adviezen welke van wetenschappelijke zijde zijn ontvangen. Gaarne zou spreker weten welke zijde of zijden dit is of zijn. De redevoering van prof. Peeters is een feestrede, die geen basis kan vormen van het raadsbesluit. Heeft de gemeente aan haar eigen adviescollege ook advies gevraagd, met name aan de culturele werkgemeenschap en zo ja hoe luidde dit advies? Spreker moet deze vraag wel stellen, omdat het hem voorkomt, dat het ad vies niet gunstig is. De codificatie van volksverhalen kan voor het behoud van cultuurschat van belang zijn. Als men in Breda kan zeggen, dat het het centrum is van het Nederlandse taalgebied, dan klinkt dit prachtig. De raad moet echter, voor hij tot het verlenen van het subsidie besluit, weten of deze zaak belangrijk genoeg is. Zijn de geleerden, die er aan medewerken cultuur-historici of neer landici? De raad weet er niets van. Spreker kan heus niet zeggen, dat het juist is dit subsidie te verlenen. Er is niet veel belangstel ling voor het werk. De rekening van baten en lasten over 1957 ver meldt aan donateurs slechts 5,De raad moet deze zaak nu eens en voor goed bekijken. Begint hij met een subsidie, dan legt hij zich vast. Er verschijnt dan telken jare een post op de begroting, die er moeilijk af te halen is. Spreker is geen Brabander van geboorte, al heeft hij er lang gewoond en weet hij veel van Brabant af. In het tijdschrift „Neer- lands Volksleven" heeft hij een verhaal gevonden in Brabants dia lect. Hierin wordt pèèrd en paard door elkaar gebruikt. Dit zou mogelijk zijn, indien b.v. het ene in de tekst van het verhaal en het andere in de daarin voorkomende dialogen zou zijn gebruikt. Doch zulks is niet het geval. Zoiets is wetenschappelijk niet verant woord. Hij heeft in dit artikel een heleboel andere dingen gelezen, die hem 't gevoel hebben gegeven, dat hij hieraan niet moet mee werken. Het tijdschrift is niet alleen voor Brabant, maar ook voor andere gewesten bestemd. Moet al het werk voor die gewesten ook door de directeur der stichting worden gedaan? Spreker zou gaar ne willen weten, wat de wethouder hierover heeft te zeggen. Spre ker is thans nog niet van het nut van het subsidie overtuigd. Ver leent de raad het subsidie, dan zit hij er moreel aan vast. Wethouder STUBENROUCH merkt op, dat de heer Toxopeus een literair betoog heeft gehouden culminerend in de vraag of pèèrd en paard door elkaar gebruikt kunnen worden. Naar spreker meent,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 378