16 JULI 1958
379
moet de raad zich niet met de merites van het werk bezig' houden.
Vast staat, dat er literair-wetenschappelijk werk wordt gedaan. Uit
het voorstel blijkt, dat het er om gaat een eerste aanzet mogelijk te
maken. Blijkt het werk levensvatbaarheid te hebben, dan dient men
er mee door te gaan. De heer Toxopeus gaat te ver, als hij zegt, dat
de raad deze kwestie nu eens en voor altijd moet bekijken. De raad
legt zich thans nog niet vast voor komende jaren. De wetenschap
pelijke adviezen waarvan in het voorstel sprake is, zijn afkomstig
van dr. Peeters en van dr. Heslinga van het departement van on
derwijs, kunsten en wetenschappen, die deskundigs» is op dit
stuk. Er is inderdaad ook een advies van de culturele werkgemeen
schap. Deze is een adviescollege voor burgemeester en wethouders.
Het was spreker niet bekend, dat deze haar advies ook aan anderen
zou mededelen. Spreker heeft er geen bezwaar tegen hierover het
een en ander te zeggen. De culturele werkgemeenschap heeft geen
afwijzend advies uitgebracht. Zij heeft de adviezen van de sectie
literatuur en volksontwikkeling en van de sectie geschiedenis en
folklore ter kennis gebracht van burgemeester en wethouders. Het
bestuur acht het moeilijk een bepaald advies te geven in verband
met de historie van deze kwestie. Wel maant het bestuur tot voor
zichtigheid. Deze voorzichtigheid is door burgemeester en wethou
ders overgenomen. Deze kwestie is op het departement besproken.
Ook uit dit gesprek is voorzichtigheid gebleken. Enerzijds kan men
zeggen: ,,'t Is aardig als dit werk gedaan wordt", anderzijds: „Het
heeft geen zin om al deze oude verhalen te kennen". Het staat voor
spreker vast, dat het werk toch wel belangrijk is. De stichting is te
beschouwen als een zusje van de afdeling Volkskunde van de Ko
ninklijke Academie voor Wetenschappen; zij sluit aan bij het werk
dat bedoeld wordt b.v. met het openluchtmuseum en het werk van
universiteiten in het zuiden. Er is inderdaad plaats voor deze stich
ting. Zij is in Breda gevestigd, omdat Breda inderdaad beschouwd
kan worden als het centrum van het Nederlandse taalgebied. Er is
nog veel materiaal te codificeren, zowel ten noorden als ten zuiden
van Breda. Als men de mogelijkheid ziet, dat uit dit werk iets be
langrijks kan groeien moet de raad het gevraagde subsidie verlenen.
Ook het Prins Bernhardfonds en het rijk verlenen subsidie. Hier
twijfelt men dus niet aan de levensvatbaarheid van het werk. De
stichting moet in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen wat
zij kan. De raad legt zich door het verlenen van het subsidie geens
zins voor de toekomst vast. Voorlopig zal de stichting uitsluitend op
nationaal niveau gaan werken, doch er zijn plannen verder te gaan
dan de grenzen van het Nederlandse taalgebied in Europa en wel in
die geest, dat contact wordt opgenomen met de Unie van Zuid-
Afrika. Spreker zegt dit alleen maar om te tonen, dat er wel moge
lijkheden zijn, welke uiteindelijk Breda ten goede zullen komen. Het
is echter niet alleen te doen om vlagvertoon, ook de wetenschap zal
er wel bij varen. Spreker vraagt tenslotte, dat de raad de stichting
de mogelijkheid biede om te bewijzen, dat zij levensvatbaarheid bezit.
De heer TOXOPEUS zou het hogelijk betreuren, als hij door zijn
woorden de suggestie zou hebben gewekt, dat de culturele werk
gemeenschap of een van haar leden iets verkeerds zouden hebben
bedreven. Burgemeester en wethouders hebben dus van de culturele
werkgemeenschap een erg globaal antwoord gekregen. Spreker
vraagt zich af hoe de stichting zal gaan werken. Hoe geschiedt het
afgrazen van stad en land? Hoe worden de verhalen gecodificeerd?
Hij heeft geen literaire wetenschappelijke bespiegelingen gehouden.