384 16 JULI 1958 Esbach heeft een bedrijf opgebouwd, dat de toets met andere ge meenten goed kan doorstaan. Hij heeft het bedrijf accuraat en effi ciënt geleid. Het is spreker een behoefte hieraan uitdrukking te geven. De raad stemt blijkens een applaus met deze woorden in en besluit overeenkomstig het voorstel van wethouder Meijs. 44. Ontslag G. J. M. Ingen Housz. 45. Aankoop grond J. Opperman. 46. Geldlening 1.500.000,—. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 32. Ruimtebiedende gelegenheden. De heer SPANJER zegt het volgende: Bij lezing van de toelichting op voorstel 32 dacht ik aanvankelijk na lezing van pag. 1, dat U nu met een stedelijk plan zou komen, maar de volgende pagina's bevatten toch iets anders. Uit Uw opmerking in de le alinea van blad 2 spreekt U als Uw mening uit dat een ongedeelde verantwoordelijkheid te verkiezen is boven een gedeelde. Wat U hiermede precies bedoelt is mij niet dui delijk. Indien Uw college van mening is, dat ruimtebiedende gele genheden beter bestuurd kunnen worden door een bestuur waarvan de leden dezelfde levensbeschouwing hebben, dan zou dit in zijn con sequentie betekenen, dat er voor elke levensbeschouwelijke groep apart gebouwd zou moeten worden. Dit lijkt mij toch niet reëel. Volgens U heeft de praktijk geleerd, dat aan de verlangens van de minderheidsgroeperingen voldoende tegemoet wordt gekomen. Maar hoe kimt U dit constateren als de verlangens en de behoef ten van deze groepen niet of nauwelijks bekend zijn Dat aan deze verlangens niet in voldoende mate tegemoet geko men kan worden bij de momenteel aanwezige ruimten mag toch wel als bekend worden aangenomen. Bovendien geeft U dit in Uw toe lichting zelf al toe, waar U spreekt over wijken die geen enkele accomodatie hebben en verder waar U spreekt over nodige aanvul lende voorzieningen. Trouwens het onlangs door het Hoogveldinstituut uitgebrachte rapport noemt de stadsdelen waar gebrek aan gebouwen is met name en levert verder een kritiek, weliswaar opbouwende, maar die toch niet te misverstaan is omtrent de aard der indeling en de aankleding enz. van de bestaande behuizing. Dat voor de ontwik keling van de kleinere activiteiten aangepaste ruimten noodzakelijk zijn ben ik volkomen met U eens. Maar geldt deze „aanpassing" nu in het geheel niet voor de „grotere" activiteiten? Als we de lijst van zaalruimten bekijken en we vinden daar buiten Concordia en de Beyerd 8 parochiehuizen en 12 café's, dan kan ik toch echt niet de conclusie trekken, dat alle levensbeschouwelijke groepen in een „aangepaste" omgeving tezamen kunnen komen. En blijkens Uw voorliefde voor ongedeelde bestuursverantwoor- delijkheid zou U dit toch wel willen verwezenlijken. Voorts kan ik niet Uw mening delen, dat bij de nieuwe te creëren ruimten geen gymnastiekzaal zou behoeven te komen. Wij weten allen en bij de behandeling der begroting is hierover

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 384