386 16 JULI 1958 Tot zover in eerste instantie. De heer NIEUWLAAT heeft dit nader voorstel van burgemeester en wethouders aandachtig gelezen. Het geeft meer inzicht in de gedachten, welke op dit punt bij burgemeester en wethouders leven. Het oordeel lijkt spreker goed. De ruimten, welke zullen worden gecreëerd zullen geen zaalruimten moeten zijn, doch ruimten voor kleinere groepen, al is de kwestie van zaalruimte uitermate be langrijk omdat er in Breda een groot gebrek is aan zaalruimte. Spreker acht het bedrag ad 25.000,te gering. Er kunnen daar mede slechts aanvullende voorzieningen worden getroffen. Spreker vraagt de attentie van burgemeester en wethouders voor wijken met geen enkele accomodatie. Hij wijst bovendien op de rijkssubsidie regeling voor voorzieningen in wijkcentra. De heer VERMEULEN zegt, dat burgemeester en wethouders in hun voorstel aansluiten bij de praktijk van de dag, nl. het verlenen van medewerking aan verenigingen, die om steun verzoeken. Het oorspronkelijk voorstel van burgemeester en wethouders lag veel meer in de lijn van het rapport van het Mgr. Hoogveldinstituut. Er is in verschillende wijken geen samenbinding; doch deze zou er kunnen komen mits er geschikte ruimten worden gecreëerd. Voor de functie van een gebouw als b.v. de jongelingschap is een onge deelde verantwoordelijkheid nodig in verband met de levensbe schouwing. Voor de functie van een wijkgebouw, dat representatief Is voor de wijk, is een gedeelde verantwoordelijkheid meer te prefe reren. Burgemeester en wethouders gaan er in hun voorstel van uit, dat gedeelde verantwoordelijkheid steeds gedwongen moet zijn. Spre ker ziet hierin weinig perspectief. Hij is van mening, dat burge meester en wethouders met dit voorstel de wijk weer gaan opdelen in personen van verschillende levensbeschouwing. Dit kan soms gun stig en soms ongunstig uitvallen. In het Heuvelkwartier is ongeveer 25 van de bevolking niet katholiek. Dit is heus geen kleine minderheid. Daar b.v. ligt het op de weg van de gemeente een wijkhuis te stichten met een bestuur, dat uit personen van verschillende levensbeschouwing bestaat. Spreker is van mening, dat alle mensen in zo'n wijk op dit gebied dezelfde taak hebben en dat het niet goed is onderscheid te maken. Uit het voor stel blijkt voorts, dat burgemeester en wethouders te passief blijven. Zij constateren slechts, dat er wijken zijn waar geen voorzieningen aanwezig zijn en wijken, waar wel bepaalde voorzieningen zijn ge troffen. Zij wachten nu maar af welke aanvragen om medewerking er komen. Een bepaalde gedragslijn is niet uitgestippeld. Het zou dus best kunnen, dat er voor een bepaalde wijk een gedrang komt van verschillende initiatiefnemers, die allen iets willen bereiken. Het kan ook zijn dat voor een wijk alle initiatief achterwege blijft en dan gebeurt er ook niets. Hoewel de materie verre van gemak kelijk is, acht hij de houding van burgemeester en wethouders toch te passief. De plaats die aan het particulier initiatief is gelaten is te groot, in verband met de hoge bedragen, welke aan deze zaak ten koste worden gelegd. De heer VAN BOXTEL zegt, dat in de subsidiecommissie lang over deze materie is gesproken. Daar klonken dezelfde geluiden als de heren Spanjer en Vermeulen hebben laten horen. Zij vragen van burgemeester en wethouders een positieve stellingname. Spreker meent goed te doen met burgemeester en wethouders zijn voorkeur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 386