388
16 JULI 1958
Met de heer Nieuwlaat is spreker het eens, dat een bedrag ad
25.000,eigenlijk wel te laag zal zijn. Het is echter de bedoeling,
dat als het werk van de grond komt, en dat als er gebouwen komen,
er zo nodig een hogere krediet wordt gevraagd. De 10.000,zijn
bedoeld om een dekking te krijgen van de aanloopkosten. Vooral
de heer Spanjer heeft een gedegen betoog gehouden met als con
clusie enkele concrete vragen. Spreker zal trachten deze te beant
woorden. Uit het voorstel blijkt, dat burgemeester en wethouders
het stedelijk plan hebben laten varen. Het is moeilijk te bepalen
waar bepaalde ruimten komen moeten. Bovendien zijn er al een aan
tal concrete plannen en bevat het Hoogveldrapport voldoende ge
gevens.
Het is volgens spreker niet juist, indien de gemeente wijkhuizen
gaat bouwen. Spreker refereert zich in deze aan hetgeen door de
heren Van Boxtel en Toxopeus is gezegd. Wat de gedwongen of
niet gedwongen gedeelde verantwoordelijkheid betreft, meent spre
ker, dat de heren Spanjer en Vermeulen deze kwestie verkeerd zien.
Breda is een stad met tradities, een eigen sfeer en eigen organis
men. Zouden er van gemeentewege plannen komen tot stichting van
wijkhuizen met dwang tot gedeelde verantwoordelijkheid, dan zou
zulks te ver gaan. Burgemeester en wethouders voelen daarom
meer voor een ongedeelde verantwoordelijkheid, waarbij overigens
duidelijk wordt gestipuleerd, dat voor andere normen plaats moet
zijn. Er moet van het gemeentebestuur echter geen dwang uitgaan.
Dat gaat net iets te ver. Er is zoals de heer Van Boxtel zegt een
evolutie aan de gang en geen revolutie. Burgemeester en wethouders
zullen de evolutie nauwkeurig waarnemen.
Met de heer Nieuwlaat is spreker het ook eens, dat er geen z.g.
grote zalen moeten worden gecreëerd, maar wel ruimten voor klei
nere samenkomsten. Burgemeester en wethouders zijn geenszins
passief in deze, doch actief in de geest als door de heren Van Boxtel
en Toxopeus is gesteld. Burgemeester en wethouders werken mede,
als er bepaalde initiatieven zijn. In de afgelopen maanden is geble
ken, dat er wel degelijk bepaalde initiatieven zijn. Er zijn al 15 aan
vragen om medewerking, waaraan burgemeester en wethouders de
nodige aandacht zullen besteden. Naai sprekers mening is voor deze
kwestie geen commissie ad hoe nodig. De raad kan immers zelf elk
geval bekijken. De materie is overigens niet gemakkelijk, niet alleen
omdat men moet nagaan of hier op confessionele, niet-confessionele
of interconfessionele grondslag moet worden gewerkt, maar omdat
de materie zo dynamisch en aan evolutie onderhevig is. Het lijkt
spreker het beste op de voorgestelde wijze enige jaren te werken en
daarna eens te zien hoe de zaak zit.
De heer VERMEULEN zal proberen nog duidelijker te formule
ren, wat hij wil zeggen. Het is beter om hier de politieke overtuiging
niet zoals de heer Toxopeus doet in het debat te betrekken.
Geschiedt zulks wel, dan komt de raad er helemaal niet meer uit.
De raad heeft indertijd een belangrijk krediet gevoteerd voor het
onderzoek door het Mgr. Hoogveldinstituut. Dit rapport is uitge
bracht en nu gaat het er om, dat de raad overweegt of dit rapport
moet worden gevolgd of niet. Op pagina IV/34 van het rapport is
het volgende te lezen: „In sommige wijken, die wij beschreven, wa
ren wel enkele gevallen van lokaal zeer beperkte groepen, waarin
van een zekere samenleving sprake was. In de meeste gevallen
echter is hiervan nauwelijks sprake. Men kan dit verschijnsel niet
ernstig genoeg nemen. Hier is een bedenkelijke toestand aan het