38 15 JANUARI 1958 De heer Mendes heeft zijn waardering uitgesproken over de ar tistieke prestaties van het Zuidelijk Toneel. Deze uitlatingen zijn volgens spreker zeker op zijn plaats. De heer Mendes heeft een schets gegeven van de werkelijkheid. Dit neemt echter niet weg, dat er nog enkele vraagpunten zijn. Allereerst is spreker de heer Mendes en anderen dankbaar voor hun opmerkingen. Ook vele van deze opmerkingen zijn in de afde ling voor de subsidies behandeld. Hij wil er dan in deze openbare vergadering op terugkomen. Inderdaad is het thans zo, zoals de heer Mendes heeft mede gedeeld, nl. dat het aantal podiumbeurten door de gezelschappen uit het westen toereikend en misschien meer dan toereikend voor Breda is. Dit is echter niet de argumentatie van ons college. Het aanbod van de westelijke gezelschappen is meer dan voldoende. Maar dit wil echter niet zeggen, dat dit zo zal blijven. Inderdaad kost het Zuidelijk Toneel grote offers. De subsidiëring van het Zuidelijk Toneel is een grote stap voorwaarts voor het cul turele leven in het zuiden. Hij kan zich met de eindgedachte van de heer Mendes volkomen verenigen. Dat de activiteiten van het Zuidelijk Toneel zich uitstrekken over het gehele land achtte spreker toe te juichen, vooral omdat hieruit blijkt, dat het Brabantse gezelschap ook elders gewaardeerd wordt, wat tevens belangrijk is in het kader van de spreidingsgedachte. Het Zuidelijk Toneel is er niet alleen voor Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. Voorts deelt spreker mede, dat het niet alleen de 4 grote Brabantse gemeenten zijn die het Zuidelijk Toneel in stand houden. Ook het rijk en de provincie subsidiëren het Zuidelijk Toneel, alsmede de kleine gemeenten in Brabant. Ook de gemeenten Amsterdam, Rot terdam, Utrecht en Den Haag trekken grote bedragen uit voor sub sidies aan hun eigen gezelschappen. In plaatsen van dezelfde orde als Breda b.v. Hilversum wordt terzake meer uitgegeven. Boven dien kent men in het westen niet de subsidiëring door de kleine gemeenten. In Brabant heeft men het systeem van subsidiëring door alle gemeenten. Er komen in dit gewest steeds meer gemeenten bij, die het Zuidelijk Toneel subsidiëren. Overigens zal het de raad toch wel bekend zijn, dat het budgetair gezien voor de grote ge meenten veel gemakkelijker is om te subsidiëren dan voor de kleine gemeenten. Bovendien levert het ontbreken van een deugdelijk po dium voor de kleinere gemeenten bepaaldelijk moeilijkheden op. Voor de middelgrote gemeenten acht spreker het een conditio sine qua non, dat zij ook subsidie geven. Dat heeft de blijvende aandacht van het bestuur van het Zuidelijk Toneel. Het Zuidelijk Toneel heeft niet zo'n slechte naam, want zowel artistiek als bestuurlijk wordt het momenteel met de andere gezel schappen gelijk gesteld in het kader van de landelijke toneel coördinatie. De opmerkingen van de diverse sprekers, dat het Zuidelijk Toneel zo weinig podiumbeurten in Breda geeft kan hij volkomen onder-' schrijven. Het is jammer, dat het Zuidelijk Toneel zo weinig aan bod is gekomen, doch het is een verheugend feit, dat de westerse gezelschappen Breda nog bedienen. Dat er in Breda geringe belang stelling zou zijn voor het Zuidelijk Toneel komt volgens hem, omdat het Bredase publiek steeds zeer verwend is door de beste gezelschap pen met de beste stukken. Bovendien is de toneelaccommodatie in onze schouwburg zeer goed, waardoor de gezelschappen in de gele genheid zijn hun beste stukken ten tonele te brengen. Voorts is in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 38