418
AUGUSTUS 1958
wordt gedrongen. Persoonlijk bevredigt hem de momentele vorm
van behandeling niet. Het hangt soms van de overredingskracht van
betrokkenen af hoe groot de vergoeding zal moeten worden. Met
het oog op de rechtspositie van betrokkenen is een objectieve rege
ling meer aan te bevelen.
De heer BASTIAANSEN wijst er op, dat een staatscommissie
momenteel het vraagstuk van de schadevergoeding aan huurders bij
onteigening onderzoekt.
Wethouder JONGBLOED verwacht inderdaad een wettelijke rege
ling op dit punt, zodat deze dan ook algemeen kan worden toegepast.
Bij gebreke daarvan moet men wel eens improviseren. Ieder geval
is anders en getracht wordt naar billijkheid te handelen. Er is dan
ook geen sprake van een recht van van Pruissen, maar het is billijk
dat deze vergoeding betaald wordt. Dit bedrag was nog niet begre
pen in de verbouwingskosten van „De poort van Kleef".
De heer TOXOPEUS zegt, dat het hier niet om een onteigend pand
gaat. Het wetsontwerp heeft betrekking op de huurders van ontei
gende panden.
De VOORZITTER wijst er nogmaals op, dat het pand niet van
van Pruissen gekocht is.
De heer TOXOPEUS wil nog terugkomen op het antwoord van de
wethouder aan de heer Vermeulen. Hij vreest n.l., dat bij het bepalen
van billijkheidsnormen de grens niet te zien is.
De heer MINDERHOUD herhaalt zijn bezwaar tegen het feit, dat
aanvankelijk op zijn vraag of 38.000,voor deze verbouwing vol
doende is, bevestigend werd geantwoord, en dat er nu weer 1500,
bij moet. Was dit niet te voorzien geweest?
Wethouder JONGBLOED zegt, dat het pand van van Pruissen niet
in het bedoelde krediet was betrokken. Het ging om de verbouwing
van het achterste gedeelte van „De Poort van Kleef".
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
36. Beschikbaarstelling van klaslokalen aan schoolbesturen.
37. Medewerking ing. art. 72 der lager onderwijswet.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
38. Beëindiging proefmarkt schoolakkerplein.
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
39. Geloofsbrieven raadslid G. F. Hulskramer.
De heer RATTINK deelt mede, dat de commissie voor onderzoek
der geloofsbrieven de geloofsbrieven van de heer Hulskramer heeft
onderzocht en in orde bevonden, zodat er geen bezwaar bestaat tegen
zijn toelating als raadslid.