17 SEPTEMBER 1958 445 Spreker was destijds tegen het verzoek van de minister van maat schappelijk werk om enige bepalingen van de woonruimtewet buiten werking te stellen, omdat er dan naar zijn mening een grote on rechtvaardigheid zou ontstaan. Dit standpunt was en is te verdedi gen, omdat het een onvrijheid zou betekenen voor de minst draag- krachtigen. De heer TOXOPEUS zegt, dat de V.V.D.-fractie destijds aan bur gemeester en wethouders cijfers heeft gevraagd om te kunnen be oordelen of het al of niet wenselijk of noodzakelijk was enige bepa lingen van de woonruimtewet buiten werking te stellen. Burgemees ter en wethouders hebben toen gezegd, dat de raad onlangs cijfers waren verstrekt en dat de zaak goed liep; hun voorstel was toen om de zaak maar te laten zoals ze was. Er is nu geen verschil van mening meer tussen spreker en de heren Bastiaansen, Vermeulen en Kroon. Was de heer Vermeulen met een motie gekomen, dan had spreker deze gesteund. Burge meester en wethouders hadden dan met een voorstel moeten komen, zonder dat de afdelingen uit de raad van tevoren waren gehoord. Afgewacht zou dan moeten worden, wat burgemeester en wethou ders al of niet voor opneming in de verordening wenselijk zouden vinden. Daarom zou spreker gaarne zien, dat deze materie eerst in de afdeling voor juridische zaken wordt behandeld. De VOORZITTER is bereid dit voorstel over te nemen. De heer ROMSOM was van mening, dat er wel degelijk verschil van mening bestond tussen de heren Vermeulen en Toxopeus. De heer Vermeulen heeft toch positief gesteld, dat de interne richt lijnen van burgemeester en wethouders in de verordening ex artikel 4 der woonruimtewet dienen te worden opgenomen, terwijl het voor stel van de heer Toxopeus is om deze materie in de afdeling voor juridische aangelegenheden te bekijken. Hierna wordt unaniem besloten om de afdeling voor ju ridische zaken uit de raad te laten bekijken welke richt lijnen al of niet in de verordening ex artikel 4 van de woonruimtewet dienen te worden opgenomen. 9. Aanleg van een weg over een gedeelte gedempte Molenley. De heer KRAMERS kan zich met het voorstel verenigen. Voor de opmerking in het voorstel „de mogelijkheid een stop- en/of par keerverbod voor beide zijden te leggen op dit gedeelte van de Gin- nekenweg" is spreker wel enigszins bevreesd. Er zijn daar nog al wat winkels. Zou men ter plaatse niet meer mogen stoppen, dan zal dit zeker schade voor de zaken met zich brengen. Spreker vraagt deze aangelegenheid eens te bekijken. De heer QUADEKKER ondersteunt de opmerking van de heer Kramers. De VOORZITTER merkt op, dat deze aangelegenheid aan burge meester en wethouders is gedelegeerd. Er zal terzake advies worden ingewonnen van de verkeerscommissie. Hierna wordt conform het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 445