15 JANUARI 1958
43
„Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, beperkt het ontwerp
zich ten aanzien van het vervoer binnen een gemeente tot het stel
len van zekere in verband met de vervoerscoördinatie nodige mini
mum eisen. Verdergaande regelingen van dit vervoer vormen geen
uitvoering (en dus geen zelfbestuur) van in deze wet gegeven voor
schriften, doch een aanvulling daarop. De vaststelling hiervan be
hoort tot de bevoegdheid van den raad. „De voorschriften t.a.v. in
diening en behandeling van aanvragen om vergunning enz. zouden
daarentegen in de eerste plaats als uitvoering van art. 32 (zelf
bestuur) kunnen worden beschouwd en als zodanig tot de bevoegd
heid van burgemeester en wethouders behoren. Teneinde echter
mogelijk te maken, dat de gehele hier bedoelde stof in een regeling
wordt verwerkt is in het tweede lid (art. 36) de mogelijkheid ge
opend van regeling ook van de vergunningsprocedure door den raad".
En ten slotte nog een opmerking van de zijde van de minister in
dit verband gemaakt.
„Bovendien echter kent het eerste lid van art. 36 aan den ge
meenteraad geen nieuwe bevoegdheid toe, het legt slechts vast, wat
rechtens reeds uit de algemene bevoegdheid van de raad voort
vloeit".
Van ambtelijke zijde is mij t.a.v. deze punten wel eens tegen
geworpen, dat uiteindelijk de tekst van de wet en de jurisprudentie
naar aanleiding daarvan bepalend zijn en niet wat daarover door
de minister is gezegd.
Zonder de formele juistheid van die stelling ook maar een moment
te willen betwisten, vind ik een dergelijke volkomen negatie van de
bedoeling van degene, die uiteindelijk dit ontwerp van wet in de
Kamer heeft moeten verdedigen, toch wel iets te ver gaan.
Zulks temeer, omdat voor de tegengestelde opvatting, nl. dat b. en
w. bevoegd zouden zijn m.i. en in de algemene verhouding van be
voegdheden b. en w./raad en in de letterlijke tekst van de onder
havige wet, veel minder aanknopingspunten te vinden zijn.
Art. 36 le lid.
Men kan als jurist vele letters ziften en zo kan men bij het lezen
van de tekst van dit artikel stellen: de bevoegdheid van de raad is
facultatief er staat immers „Door de gemeenteraad kunnen" en
niet „Door de gemeenteraad moeten" of „Door de gemeenteraad
worden". Hecht men dan echter aan dit woord „kunnen" toch niet
een al te grote waarde.
Zou men het ook niet zo kunnen zien, dat juist daardoor het
autonome karakter wordt geaccentueerd.
Indien het in dit artikel imperatief aan de raad ware opgedragen,
dan handelde de raad uit hoofde van zelfbestuur. Nu is zij volkomen
autonoom, zowel formeel als voor wat betreft de inhoud van de
voorwaarden.
Dat het zo zou moeten worden uitgelegd dat, indien de raad geen
gebruik maakt van de hem toekomende bevoegdheden ingevolge art.
36 le lid, b. en w. automatisch dit recht van de raad zouden over
nemen, of dit ingevolge art. 32 zouden hebben is mij i.v.m. de
algemene wetgeving en i.v.m. de tekst van de wet autovervoer per
sonen een volslagen raadsel.
Ik ben dan ook zeer benieuwd Uw wettelijke motivering van een
en ander te mogen vernemen.
Hetgeen voorafging kunt U in dit verband zien als een verant
woording mijnerzijds voor het recht van de raad Uw college hierover
te mogen interpelleren.