462
15 OKTOBER 1958
2. Dit stuk grond wordt opgehoogd, hetgeen voor het heemraad
schap een voordeel is, doch waartegenover staat, dat de gemeente
een gronddepot verkrijgt voor de opritten van de brug. Ofschoon
men van oordeel kan zijn, dat het door de gemeente te betalen be
drag aan de hoge kant is, hebben burgemeester en wethouders niet
geaarzeld de raad het voorliggende voorstel te moeten doen in ver
band met het grote belang van de gemeente Breda en van de west
hoek van Brabant, bij een goede waterweg. Spreker is van mening,
dat hiervoor de uitgave verantwoord is te achten.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
7. Wijziging tekst verordening op de destructie.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
8. Voorstel inzake Stichting Tandheelkundige Verzorging
schoolgaande jeugd.
De heer MINDERHOUD zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Na het lezen van Uw voorstel omtrent de tandheelkundige ver
zorging van de schoolgaande jeugd, was mijn eerste vraag hoe of
thans de gang van zaken was bij de stichting, nu de beide kruis
verenigingen op dit terrein niet meer samenwerken. Zou door het
resterend deel van het stichtingsbestuur nog contact opgenomen
worden met het bestuur van het Groene Kruis? De gegevens 1957
van de Ver. Het Groene Kruis voor Breda en omstreken brachten
mij niet veel verder.
Daarin wordt gesproken over het feit, dat de moeilijkheden in de
Stichting Tandheelkundige Verzorging voor de schoolgaande jeugd
dit jaar dus in 1957 niet zijn opgelost.
Verder, dat door bemiddeling van wethouder Stubenrouch, een
voorstel door beide kruisverenigingen aanvaardbaar werd geacht,
doch dat de tandarts voor de r.k. scholen deze voorstellen niet accep
teerde, zodat het Groene Kruis zich nog steeds onthoudt van deel
neming aan het stichtingsbestuur en ook de Groene Kruis-zusters
geen huisbezoek kunnen verrichten.
Daarom heb ik mij gewend tot iemand, die mij wel kon inlichten.
Toen bleek mij, dat het voornamelijk ging om de leiding als tandarts
bij de tandheelkundige verzorging voor de schoolgaande jeugd.
Deze is destijds door de beide kruisverenigingen gezamenlijk in
handen gegeven van een vrouwelijke tandarts van protestante
huize. Later werd door het Wit-Gele Kruis ook een r.k. mannelijk
tandarts benoemd, die vrij spoedig weer wegging en vervangen werd
door een ander r.k. tandarts, die er momenteel nog is.
Er werd toen door het Wit-Gele Kruis aangedrongen om deze
tandarts met de leiding te belasten. Hiermede nam het Groene
Kruis geen genoegen, want men meende m.i. zeer terecht dat
de vrouwelijke protestante tandarts de oudste rechten had om de
leiding te behouden. Er werd een vergadering belegd om toch de
r.k. tandarts de leiding te geven. Met 3 stemmen vóór en 2 tegen
werd dit, van de zijde van het Wit-Gele Kruis gedane voorstel, aan
genomen, waarna op 4 maart 1957 de samenwerking op dit terrein
werd opgeheven.
In 1958 is nog een ander voorstel gedaan om een directorium van