15 JANUARI 1958
45
Over diezelfde periode, mijnheer de voorzitter, nam de reserve in
deze onderneming toe met 1.673.284,zodat deze per einde 1956
2.950.000,bedraagt. Daarnaast staan op de balans te boek met
waarde 1,terreinen, machines en inventaris en concessies. In de
hiervoor genoemde jaren werden niet onbelangrijke bedragen hierop
betrekkinghebbende afgeschreven t.l.v. de exploitatierekening.
Men mag dus zonder enige overdrijving zeggen, dat de tarieven
over deze jaren zodanig waren, dat naast een winstuitkering van ca.
1,3 miljoen een reservering van ca. 1.7 miljoen mogelijk was. Bij
elkaar een winst van 3 miljoen, gemaakt op de tarieven.
De vraag die men zich daarnaast moet stellen is, of deze winst
een voldoende rendement geeft aan het in de onderneming geïnves
teerde kapitaal. Het aandelenkapitaal, mijnheer de voorzitter, be
draagt 30.000. De in de onderneming belegde reserve 2.930.000.
De winst over 1956 bedroeg dan toch altijd nog ruim 15 van het
totale in de onderneming belegde eigen vermogen. In het kort ge
zegd komt het m.i. hierop neer, mijnheer de voorzitter, dat gedu
rende een lange periode de tarieven zodanig zijn geweest, dat als
gevolg daarvan naast grote winstuitkeringen tevens grote reserve
ringen en royale afschrijvingen mogelijk zijn geweest.
Verreweg het grootste deel van het in de onderneming belegde
kapitaal is afkomstig van exploitatieoverschotten en dus van winst
gemaakt op tarieven, welke door verbruikers werden betaald.
Indien te eniger tijd tot herkapitalisatie zal moeten worden over
gegaan, waarvoor men ongetwijfeld wel een fiscaal gunstige con
junctuur zal afwachten, dan zullen de nu in de reserve belegde
winsten uitgekeerd worden aan de aandeelhouders in de vorm van
bonus-aandelen. Vanaf dat moment zullen de winstuitkeringen
waarschijnlijk weer hoger moeten gaan worden door het dan hogere
nominale aandelenkapitaal.
'n Feit blijft het echter, dat het grootste deel van het vermogen
zoals de situatie thans is, niet is ingebracht door de aandeelhou
ders maar door de busgebruikers. Onder die omstandigheden is er
bij mij weinig bereidheid aanwezig om dan maar onmiddellijk tot
tariefsverhoging over te gaan zodra de exploitatie wat minder gun
stig dreigt te worden; men mag dan ook gerust eens iets afdoen
van de tot dusver gevormde reserve c.q. daaraan iets minder bij
dragen dan tot dusver gebruikelijk. Aangezien de provincie ook voor
1957 nog een winstuitkering raamt van de B.B.A. van 100.000
hetgeen toch altijd nog neerkomt op een totale winst voor de
B.B.A. van 100/32 c 100.000 gld. ca. 312.000 gld. lijkt mij een
verhoging van tarieven voorshands nog niet gewenst.
Ik betreur het dan ook, dat Uw college gemeend heeft met deze
verhoging wel akkoord te moeten gaan.
Ik ben voornemens de raad voor te stellen over te gaan tot het
stellen van regelen deze aangelegenheid betreffende, teneinde zeker
heid te verkrijgen voor de toekomst dat dergelijke zaken welke
wezenlijk verband houden met de huishouding der gemeente buiten
deze raad om worden geregeld.
Hierbij, mijnheer de voorzitter, zou ik het in eerste instantie wel
willen laten.
De heer MEIJS antwoordt als volgt:
Het onderwerp van Uw interpellatie betreft de vraag naar de ver
houding van de bevoegdheden van de raad en die van burgemeester
en wethouders inzake het verlenen van vergunningen voor de uit
oefening van een autobusdienst binnen een gemeente. Zelf meent U,