15 OKTOBER 1958
467
scholen. Hij is de mening toegedaan, dat de wethouder wel op de
hoogte zal zijn van de bezwaren van het Groene Kruis. Spreker is
van oordeel, dat de beide kruisverenigingen dan maar volkomen ge
scheiden moeten voortgaan. Dit niet om principiële redenen, maar
om uit de moeilijkheden te geraken. De wethouder heeft gezegd, dat
het een zelfstandige stichting is en niet een samenspel tussen het
Groene en Wit-Gele Kruis. Spreker vraagt zich echter af, waarom
de tandartse niet op de r.k. scholen wordt toegelaten.
Een bepaald gedeelte van het stichtingsbestuur heeft aan een
sollicitant beloofd, dat hij directeur zou worden indien hij bij de
stichting in dienst trad. Spreker zou toch nog gaarne vernemen wie
van het bestuur deze belofte heeft gedaan.
Dat het Groene Kruis voorstelt de verzorging op confessionele
basis gescheiden voort te zetten is als laatste redmiddel bedoeld
omdat het niet-r.k. gedeelte van de Bredase bevolking geheel aan
zijn lot wordt overgelaten.
Indien de wethouder zegt, dat het in verband met de nieuwe ziens
wijze in den lande beter is op de oude voet, dus zonder Groene
Kruis, voort te gaan, dan vraagt spreker zich af, of burgemeester en
wethouders hun verantwoording niet te licht opvatten. Het bestuur
van de stichting wordt dus uitgemaakt door vertegenwoordigers van
het Wit-Gele Kruis en wordt bewerkstelligd voor een deel van de
bevolking nl. het r.k. gedeelte. Hij kan dit standpunt van burge
meester en wethouders niet waarderen.
Spreker is van mening, dat de overeenstemming in het bestuur
teniet is gedaan omdat buiten dit orgaan aan een tandarts toezeg
gingen zijn gedaan.
Door het niet accepteren van een raadscommissie ad hoe gaan
burgemeester en wethouders voorbij aan de situatie, waarin het
niet-r.k. gedeelte van de Bredase bevolking is komen te verkeren
na de breuk.
Indien de wethouder daarin niet voldoende aanleiding vindt om
aan de impasse te ontkomen, dan heeft hij voor dit standpunt wei
nig waardering. Hij hoopt, dat de wethouder zijn opvattingen op dit
punt zal herzien.
De heer MINDERHOUD zegt, dat hij de heer mr. Bastiaansen
gelijk moet geven indien deze van oordeel is dat de tandarts is aan
gesteld door de stichting. Maar als deze tandarts de tandartse, die
reeds veel langer in dienst was, verdrijft, dan zal de heer mr. Bas
tiaansen kunnen begrijpen, dat het Groene Kruis hierom weigert
haar medewerking te verlenen.
Spreker wil niet beweren, dat aan de man toezeggingen zijn ge
daan, omdat hij dit niet weet. Het is echter wel opvallend, dat aan
de man de leiding wordt opgedragen. Dit is volgens spreker de
hoofdzaak van de kwestie. Indien de landelijke regeling nog jaren
op zich zal laten wachten, dan komt het spreker beter voor dat
beide kruisverenigingen elk afzonderlijk hun werkzaamheden voort
zetten.
De heer rqr. BASTIAANSEN zegt dat stichtingen een eigen be-
zou zijn samengesteld-,-dan zow-d-e-stichting nieh-meer bestaan.- Spre
ker is ervan overtuigd, dat dit niet het geval is in deze kwestie.
Nu er een stichting bestaat, dient de raad daaruit de consequen
ties te trekken. De minderheid in het bestuur zal zich moeten neer
leggen bij een besluit van de meerderheid. Spreker ziet als enige