472 15 OKTOBER 1958 lyceum en het Onze Lieve Vrouwelyceum 10,per leerling per jaar wordt betaald. Is dit nu wel juist? In de jaren 19541958 is telkenmale aan het O. L. Vr. Lyceum een bedrag van rond 12.500,— geschonken ten einde de aanwezige tekorten te dekken. Door de nieuwe regerings regeling is dit thans niet meer nodig en kan worden volstaan met 10,per leerling. Bij de chr. h.b.s. heeft men echter ook tekorten en die kunnen niet worden bijeengebracht uit regeringssubsidies. Met het toekennen van 10,per leerling, dus rond 1000,per jaar is men niet uit de moeilijkheden en IJ zult misschien zeggen, dat dan het bestuur van de chr. h.b.s. ook maar een afzonderlijk subsidie moet vragen om de tekorten weg te werken. Och, mijnheer de voorzitter, waarom die administratieve romp slomp? Bij het toekennen 2 jaar lang van een subsidie van 50,— per leerling per jaar, zijn de moeilijkheden opgelost, dat is dus per jaar 100 maal 40,of 4000,meer dan U nu voorstelt. Vraagt men om alle tekorten te dekken, zoals vroeger bij het O. L. Vr. Ly ceum, dan zou het wel eens meer kunnen kosten. Ik merk nog op, dat de buitengemeenten voor hun leerlingen op de chr. h.b.s. bijna alle 50,per leerling per jaar geven. Waarom zou Breda nu ach terblijven? Toen een deel van deze leerlingen de chr. h.b.s. te Dord recht bezochten, gaf de gemeente Breda toch ook 50,— per leerling subsidie. Waarom moet er dan nu anders gehandeld worden? Ik stel dus voor een subsidie van 50,per leerling, telkenmale voor één jaar vast te stellen, ingaande 1 januari 1958. De heer MELZER is van het door de heer Minderhoud voorge stelde bedrag van 50,per leerling geschrokken. Indien de ouders wensen, dat hun kinderen een bijzondere school bezoeken, dan zullen zij zich ook financiële offers moeten getroosten. Spreker heeft in het algemeen bezwaar tegen het subsidiëren van bijzondere scholen. Het niet door het rijk gesubsidieerde gedeelte der kosten zal uit activiteiten van het schoolbestuur dienen te worden verkregen. De heer mr. BASTIAANSEN merkt op, dat men natuurlijk vrij is de kinderen te sturen naar de school, die men wenst. Hij deelt mede, dat de subsidieregeling van het rijk voor voorbereidend hoger onder wijs niet gelijk is aan de subsidieregeling voor het lager onderwijs. Uitgaven met een bijzonder karakter zijn bij deze soort scholen niet subsidiabel. Hij acht het daarom juist, dat de gemeente Breda in deze kosten een subsidie verleent. Wethouder STUBENROUCH zegt, dat de restrictie die de heer Vermeulen nu stelt door hem anders is begrepen dan in de subsidie commissie. De heer Vermeulen wenst op basis van de begroting te bepalen, welke kosten niet voor 100 door het rijk worden gesub sidieerd. In het verleden was dit niet nodig, omdat het Lyceum te Breda de bijdragen a fonds perdu kreeg. In het verleden werden ook niet alle kosten voor 100 door rijkssteun gedekt. Sedert 1 januari 1956 is dit echter wel de bedoeling van de wet. Spreker heeft in de subsidiecommissie gesteld, dat bepaalde uitgaven van bijzondere scholen voor v.h.m.o. en m.o. wel niet door het rijk worden gehono reerd. Deze scholen moeten eerst de berekening van het rijkssubsidie afwachten om te zien hoe ver men gaat. Op de vraag van de heer Quadekker antwoordt spreker, dat inder daad op 14 oktober 's middags de subsidiecommissie heeft verga-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 472