4
8 JANUARI 1958
1957 is dit college zeer welwillend geweest. Ik hoop, dat het in 1958
dit ook zal zijn.
Ik dank de raad voor de medewerking in 1957 verleend en ook dank
ik de ambtenaren en werklieden, van hoog tot laag voor de inspanningen,
die zij zich in 1957 voor de gemeente getroost hebben.
Ik dank tevens voor alle door mij ontvangen nieuwjaarswensen en
wederkerig wens ik U en Uw gezinnen in 1958 voorspoed en Gods milde
zegen.
De heer BRINKERHOF wenst de voorzitter op de eerste plaats te
danken voor de krachtige leiding, die in 1957 bij de debatten in de
raadsvergaderingen door de voorzitter werd ten toon gespreid.
Spreker hoopt, dat de verwachtingen, die de voorzitter voor 1958 heeft
voor de gemeente, zullen worden verwezenlijkt en hij hoopt, dat Breda
moge bloeien in 1958.
De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen een schrijven van
mevrouw Klompers-Steegman, houdende mededeling, dat haar echtgenoot
een maagoperatie heeft ondergaan en daardoor de vergadering niet kan
bijwonen.
Hij spreekt, mede namens de raad, de hoop uit, dat de heer Klompers
spoedig volledig hersteld, zijn werkzaamheden als raadslid zal kunnen
hervatten.
Hierna stelt de VOORZITTER de agenda aan de orde.
1. Vaststelling uitbreidingsplan in hoofdzaken.
De VOORZITTER deelt mede, alvorens het voorstel in discussie te
brengen, dat de afdeling van de raad voor openbare werken het voorstel
van burgemeester en wethouders steunt.
De heer VERSCHUREN zegt:
Mijnheer de voorzitter,
Veel is er al gesproken en geschreven over de door uw college ont
worpen plannen, inzake de toekomstige stadsuitbreiding. Talrijke be
zwaarschriften zijn ingediend, en adressen zijn aan ons allen gericht.
Iedereen begrijpt, dat er maatregelen moeten worden genomen in ver
band met de bevolkingsgroei. Het zal U echter ook duidelijk zijn, dat,
indien de ontworpen plannen onveranderd zullen worden uitgevoerd,
een grote slag wordt toegebracht aan onze boeren en tuinders. Zoals de
plannen er nu liggen vallen beste tuinbouw- en landbouwgronden ten
offer aan de woningbouw. Het gebied ten noorden van Princenhage is
zelfs de beste tuindersgrond van geheel Noord-Brabant.
Ik sta dan ook geheel achter de adressen, welke ons door de land- en
tuinbouworganisaties zijn toegezonden.
Naar aanleiding van Uw schrijven, betreffende deze adressen zou ik
gaarne, mijnheer de voorzitter, enkele opmerkingen willen maken.
De voornoemde adressen maken m.i. geen bezwaar tegen iedere aan
tasting. Nog eens, er moet iets gedaan worden. Er wordt echter bezwaar
gemaakt tegen de manier, waarop de plannen worden uitgevoerd. U
weet even goed als ik, mijnheer de voorzitter, dat er in de gemeente
Breda geen andere gronden voor woningbouw aan te wijzen zijn, tenzij
men aan de bossen en de heide denkt. Jammer blijft, dat geen advies is
ingewonnen bij land- of tuinbouwdeskundigen. Wel is bodemkartering
toegepast, doch dit is gebeurd nadat de plannen gemaakt waren, terwijl
dit onderzoek op het moment nog niet is afgesloten. En dan de bevol
kingscijfers, mijnheer de voorzitter. Kunnen we werkelijk zo vooruit zien,
dat tot 1980, de aanwas naar evenredigheid net zo groot zal zijn, dan