26 NOVEMBER 1958
513
te varen en geen vaste koers in Uw beleid voor hem zichtbaar
wordt.
Toch is in het kader van de taakverdeling tussen Uw college en
de raad het zo, mijnheer de voorzitter, dat het te voeren beleid door
U wordt voorgesteld, doch dat de raad dit vaststelt. Laatstgenoemd
orgaan is voor een verantwoord kunnen besluiten en vaststellen,
naast eigen ijver en inspanning, in hoge mate afhankelijk van de
kwaliteit en de volledigheid van Uw voorlichting ter zake.
Zonder de goede bedoelingen van Uw college daarbij in twijfel
te trekken, lijkt mij de vraag gewettigd of aan beide voorwaarden
door Uw college wel steeds wordt voldaan en of Uw college ook
wel ten volle van de noodzakelijkheid daarvan overtuigd is.
Mijn verzoeken in het verleden tot Uw college gericht, mijnheer
de voorzitter, om een zo uitgebreid en zo goed mogelijke voorlich
ting van de raadsleden over al die zaken waarmede zij uit hoofde
van hun functie te maken hebben, dient U dan ook tegen deze
achtergrond te zien. Onze verzoeken om statische gegevens, regel
matig verstrekt, pasten in hetzelfde kader. Hierop zal mijn fractie
overigens bij de algemene beschouwingen op Hoofdstuk II van de
begroting nog wel nader terugkomen. Ónze vraag om de gemeente
verslagen vanaf het jaar 1953, mijnheer de voorzitter, heeft de
zelfde strekking. Daarbij staat bij onze fractie steeds de bedoeling
voorop, te trachten door een zo goed en nuttig mogelijke voorlich
ting van de raadsleden, de mogelijkheid te vergroten tot het ver
werven van kennis en inzicht over zaken waarvoor wij uiteindelijk
allemaal mede verantwoordelijkheid dragen.
Overigens ook voor Uw college zelf, mijnheer de voorzitter, moet,
naar het oordeel van mijn fractie, het toch een taak zijn daaraan
zijn volle medewerking te geven. De bedoeling waarmede onze
democratische organen zijn ingesteld kan immers eerst dan goed
tot zijn recht komen, indien tegenover of zo U wilt naast een
bekwaam college een deskundige raad staat.
Tesamen met de in het voorafgaande genoemde eigen inspanning
van de raad, en de voorlichting door Uw college, kan naar het oor
deel van mijn fractie tevens tot het bereiken van het beoogde doel
bijdragen, de mogelijkheid voor de raadsleden tot een rechtstreeks
contact met de ambtenaren, voor zover het daarbij niet gaat om
beleidszaken, doch om zuiver technische aangelegenheden. Indien
bij de afwijzing door Uw college van deze mogelijkheid daarvoor
het formele argument wordt gebruikt dat het raadslid niets, en
de raad alles is, duidt dit, althans naar de mening van mijn fractie,
mijnheer de voorzitter, niet op een juist begrip voor de moeilijk
heden aan het raadslidmaatschap verbonden en zal daardoor de
goede gang van zaken geenszins worden bevorderd.
Mijn fractie, mijnheer de voorzitter, heeft volledig begrip voor de
bezwaren van Uw college tegen een rechtstreeks contact van raads
leden met ambtenaren over beleidszaken.
Wij vragen anderzijds van Uw college echter begrip voor het
grote nut hetwelk voor raadsleden gelegen kan zijn in de mogelijk
heid tot een rechtstreeks contact met deskundige ambtenaren over
technische zaken. Mijn fractie zal over al hetgeen voorafging
gaarne het standpunt van Uw college vernemen.
Ik zou nu willen afstappen van de moeilijkheden waarvoor een
raadslid gesteld wordt, mijnheer de voorzitter, indien aan hem een
begroting ter mede vaststelling wordt aangeboden en hij als lid
van de raad daardoor dus voor de plicht komt te staan over de
juistheid van deze begroting een eigen oordeel te hebben.