26 NOVEMBER 1958 517 opgenomen, rente en aflossingen op door G.S. reeds goedgekeurde kredieten, terwijl dit jaar voor het eerst de lasten volgens het in vesteringsplan 1958 evenzeer als die voor 1959 in dezelfde begroting zijn verwerkt. Dit korte overzicht van de ontwikkelingsgang in het financiële beleid is mijns inziens van belang voor de raad, mijnheer de voor zitter, omdat de kennis daarvan van belang kan zijn voor de vast stelling van de thans voorliggende begroting. Heeft mijn fractie in 1953 aangedrongen op een verdere uitzet ting van het budget, mijnheer de voorzitter, vorig jaar meende mijn fractie te moeten waarschuwen voor de nadelige gevolgen welke voor onze gemeente zouden kunnen ontstaan bij al te grote ver schillen tussen het onder de bestaande regeling als noodzakelijk geraamde bedrag aan dekkingsmiddelen, en het daarvoor volgens de nieuwe regeling beschikbaar komende bedrag. Indien de nieuwe regeling voor de begroting 1960 zal gelden, mijnheer de voorzitter, dan durf ik zonder enig voorbehoud nu al te voorspellen dat deze begroting met de dan langs objectieve weg ter beschikking komende dekkingsmiddelen zal moeten sluiten. Bij het dan sluitend moeten maken van de begroting zou kunnen blij ken, dat een onevenredig deel van de dan ter beschikking komende dekkingsmiddelen zo deze belangrijk minder zijn dan thans ge raamd reeds voor langere periode zouden zijn vastgelegd voor onrendabele kapitaalslasten. Het zou daarom voor het verantwoord kunnen bepalen van ons beleid van belang zijn te weten wat wij volgens deze nieuwe rege ling aan dekkingsmiddelen voor onze uitgaven voor het volgende jaar in redelijkheid mogen verwachten. Het enige wat Uw college hieromtrent aan ons mededeelt is, dat de uitkomsten van de verwachte definitieve regeling van de finan ciële verhouding thans nog niet bekend zijn en dat afgewacht moet worden hoe de definitieve regeling waarvan alleen een voorstel van de Commissie Oud bekend is zal worden vastgesteld. For meel is dat allemaal juist, mijnheer de voorzitter, alleen voor het kunnen bepalen van ons beleid hebben wij er zo bitter weinig aan. Juist met het oog op de overgang welke reeds het volgend jaar plaats vindt, zou het van belang zijn nu te weten - al was dat maar globaal op welk niveau wij met onze hoeveelheid dekkings middelen dan zullen komen te zitten. Men zou hieraan kunnen me ten, mijnheer de voorzitter, zij het dat dit slechts globaal zou zijn, in hoeverre de thans geraamde benodigde hoeveelheid dekkings middelen in dit licht gezien reëel dan wel irreëel is. Verder varen in de mist, zoals wij tot dusver gedaan hebben, kan i.v.m. het ver schijnen van klippen in het vaarwater wel eens gevaarlijker worden dan het tot dusver was. Voor de voorliggende begroting ramen wij nodig te hebben aan algemene uitkeringen en bijdragen een bedrag van 11.9 miljoen gulden. Ca. 9 miljoen gulden daarvan worden gedekt door normuitkerin gen en zijn dus vast, terwijl ca. 3 miljoen gulden of 25 van deze totale behoefte verkregen zouden moeten worden uit een subjec tieve verhoging tot dat bedrag. Deze 3 miljoen gulden welke door uw college als volwaardig dekkingsmiddel in de begroting worden opgevoerd is een volkomen slag in de lucht. Niemand van ons, naar ik mij voorstel, zelfs Uw college niet, zal ook maar een moment veronderstellen dat deze 3 miljoen gulden door de centrale overheid ten volle zullen worden gehonoreerd. Het is zelfs een grote vraag of zij nog voor een deel zullen worden toe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 517