26 NOVEMBER 1958
527
weerspiegelen en moet dus telkenmale opnieuw worden beslist.
Dat de lijst P.K. geen enkele commissie heeft gehaald was in zo
ver begrijpelijk, dat slechts de K.V.P. in aanmerking kwam om aan
die lijst een zetel af te staan. En de K.V.P. had daar blijkbaar geen
behoefte aan. De andere partijen konden toch bezwaarlijk met deze
scheuring rekenen in die zin, dat zij plaats zouden inruimen: dat
zou de verhoudingen volmaakt scheef getrokken hebben.
Met dat al vertoont de nieuwe raad een aantal nieuwe gezichten,
terwijl oude bekenden verdwenen.
Van degenen die niet terugkeerden, die ik niet alle wil noemen,
moge ik de heer Brinkerhof, onze nestor van zoveel jaren, wel rele
veren. We zullen hem missen, ook al waren wij het niet steeds met
hem eens.
Uw college, mijnheer de voorzitter, bleef ongewijzigd. Dat heeft
voor- en nadelen. Ik geloof, dat de gedachte, dat wij in belangrijke
mate door de ambtenaren geregeerd worden, juist is. Hoe langer
een wethouder „zit", hoe meer hij, die overigens zelf ook wel wat
verambtelijkt, toch als raadslid greep op het apparaat krijgt. Dat
is een voordeel. Nadeel dan is die verambtelijking.
Voordeel weer is, dat een goed team-work tussen de leden van
het college kan ontstaan. In het algemeen geloof ik, dat, al moest
het wethouderschap geen levensbetrekking zijn, het goed is, dat
wethouders niet al te dikwijls wisselen.
De verhouding raadcollege was de laatste 5 jaar goed. Er bleek
vertrouwen te bestaan, ook al werd er, terecht, wel eens een harde
noot gekraakt.
De heer Bastiaansen heeft overwogen of het college met een
wethouder moet worden uitgebreid in verband met de industriali
satie. Ik heb het altijd gewaardeerd in de K.V.P. dat een wethou
derszetel aan de minderheidsfracties is toegewezen. Ik ben be
nieuwd of Uw college over een wethouder voor de industrialisatie
denkt.
Met bekwaamheid en toewijding vervulde Uw college zijn en ver
vulden ook de ambtenaren hun taak. De raadsvoorstellen waren
goed. Dat deze deugden ook wel keerzijden hadden, zoals in het
Centraal Rapport is opgemerkt, maakte ik op uit die gevallen,
waarin gepoogd werd een voorstel „door te drukken", soms zonder
dat nu alle gegevens de raad waren meegedeeld.
Met name de voorstellen tot onderhandse aanbesteding waren
daarvan voorbeelden.
Openbare besteding moet regel zijn: de overheid moet haar zaken
in het openbaar afdoen. Alle schijn zelfs van voortrekken van de
een boven de ander, dient vermeden te worden. De raad heeft zich
hierover nog onlangs, zij het in de oude samenstelling, heel duidelijk
uitgesproken.
Als er een bijzondere reden is om onderhands te besteden dient
deze reden vooraf aan de raad te worden medegedeeld.
Delegaties.
Een gelijksoortige kwestie ligt bij de delegaties. Ik heb het lijstje
nagegaan en er is één geval bij, dat mij onjuist voorkomt. Dat is
de delegatie van de benoeming in tijdelijke dienst van directeur en
leraren aan de gemeentelijke handelsavondschool en van leraren
aan het gemeentelijk gymnasium. Bedoeld om snelle vervanging,
b.v. bij ziekte, mogelijk te maken, leidt dit besluit tot delegatie van
de gehele bevoegdheid. De betrokkenen worden immers vaak, vóór
zij een definitieve aanstelling krijgen, tijdelijk aangesteld. Komt dan