26 NOVEMBER 1958 529 Het blijft een onwerkelijke zaak, die om een spoedig einde schreeuwt. In algemene beschouwingen behoort aandacht te worden besteed aan algemene beleidslijnen, niet aan details. Ik wil pogen mij aan dit motto te houden. Een algemene beleids lijn is het subsidiebeleid. Subsidies. Subsidiëring is een middel, dat steeds meer in zwang raakt om activiteiten in de particuliere sector aan de gang te brengen en te houden. Ik zie verschillende oorzaken voor het steeds toenemen van de subsidies in aantal en omvang. Ie. Het toenemen der activiteiten. Dat is goed op zichzelf. De maatschappij ontwikkelt zich, wat honderd jaar geleden nog alleen „sport" was, is thans deel van de geestelijke en lichamelijke opvoe ding. Best. Maar er is ergens een grens, die niemand nog kent. Wij moeten pogen evenwicht te krijgen tussen de inspanning der par ticulieren en de giften van de gemeenschap. Zo kom ik tot twee normen van subsidiëring, heel moeilijk te hanteren normen: de activiteit moet zijn in het algemeen belang en moet zonder subsidie met de beste wil niet mogelijk zijn. De afde ling voor de subsidies moet trachten dergelijke normen te vinden. 2e. De belastingdruk, die het onmogelijk, althans psychologisch onmogelijk, maakt dat grote particuliere bijdragen worden gegeven. 3e. De wetenschap, dat de overheid steunt, die steeds gemakkelij ker wensen tot die overheid doet wenden. Naar mijn mening zullen wij tot een norm moeten geraken, die het verantwoordelijkheidsgevoel en de ijver der burgers onaange tast laat en de activiteit mogelijk doet zijn. Een vaste norm voor alle werk bestaat niet: telkens zal, aan de hand van de vragen is de activiteit nuttig en goed, is er belangstelling voor en doet de burger wat hij kan, moeten worden beslist. Ik zou het op prijs stellen indien de afdeling voor de subsidies zich over deze vragen zou willen beraden en indien een soort alge mene richtlijn op dit gebied zou ontstaan. Bijzonder onderwijs. In dit verband mag ik opmerken, dat de V.V.D. geenszins tegen standster is van bijzonder onderwijs. Ieder ouder heeft het recht voor zijn kind het onderwijs te kiezen dat hij het juiste acht. Dit onderwijs is, zover het lager onderwijs is, verplicht en moet finan cieel gelijk behandeld worden met het openbaar onderwijs. Bij middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs ligt de zaak in zoverre anders, dat dit niet verplicht is en de wet nog geen gelijk heid van financiële behandeling voorschrijft. Er ligt een duidelijk verschil. Als de gemeenten het bijzonder v.h.m.o. subsidiëren, handelen zij wellicht in strijd met de grondwet, die bepaalt, dat de wet vast stelt hoe het bijzonder v.h.m.o. uit de openbare kas wordt bekos tigd. En de wet spreekt alleen over 's Rijks kas. Wij zijn bepaald geen tegenstanders van financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder v.h.m.o., mits voor het bijzondere ook deugdelijke eisen gelden, en hebben dan ook nimmer een redelijke subsidiëring tegen gewerkt. Men moet echter goed zien, dat hier de zaak echt anders ligt dan bij het lager onderwijs. Mogelijk wordt dit binnen afzienbare tijd anders. Als algemeen beginsel wil ik stellen, dat gelijkheid van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1958 | | pagina 529